Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 9 januari 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:68
werkgever/werknemer
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 juni 2016 in dienst getreden bij werkgever als applicatietechnoloog op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is door werknemer met ingang van 1 juli 2017 opgezegd. Werkgever heeft gehoord dat werknemer bij IMCD zal gaan werken en stelt zich op het standpunt dat werknemer bij indiensttreding bij dit bedrijf het non-concurrentiebeding en het relatiebeding zal overtreden. De kantonrechter heeft het relatiebeding en het non-concurrentiebeding geschorst in kort geding. Werkgever komt tegen dit vonnis in hoger beroep. Tussen partijen is in geschil of uit de schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen van de werkgever.
Oordeel
Naar haar aard kan in de onderhavige procedure de vraag of zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen bestaan die het opnemen van de onderhavige bedingen in een tijdelijke arbeidsovereenkomst rechtvaardigen niet ten gronde worden beantwoord. Het is aan de bodemrechter om het bestaan van die belangen vast te stellen. In een daartoe tussen partijen te voeren bodemgeding zal als uitgangspunt hebben te gelden dat, gegeven de omstandigheid dat partijen een tijdelijke arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, het overeengekomen relatiebeding en het overeengekomen non-concurrentiebeding in beginsel nietig zijn. Wanneer werkgever zich in de bodemprocedure op de rechtsgevolgen van deze bedingen wil beroepen, zal het aan haar zijn om te stellen dat zij in weerwil van artikel 7:653 lid 1 aanhef en onderdeel a BW rechtsgeldig tot stand zijn gekomen. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.