Naar boven ↑

Rechtspraak

Amsterdam City Tours c.s./werkneemster
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 januari 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:231

Amsterdam City Tours c.s./werkneemster

Werkneemster mocht vertrouwen op eerder gedane toezeggingen. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verlengd.

Feiten

Op 21 april 2015 zijn partijen een arbeidsovereenkomst (nulurencontract) voor bepaalde tijd overeengekomen waarbij werkneemster op 28 april 2015 bij ACT voor de duur van zes maanden in dienst is getreden. De arbeidsovereenkomst zou van rechtswege eindigen op 28 oktober 2015. Bij e-mail van 15 september 2015 heeft werkneemster een gespreksverslag ontvangen van een gesprek tussen A en B van ACT en werkneemster. Hierin is onder meer te lezen dat B heeft aangegeven dat het contract van werkneemster wordt verlengd en dat A in september een nieuw contract zal maken. Bij e-mail van 27 september 2015 heeft ACT werkneemster bericht dat na intern overleg is besloten om haar contract niet te verlengen. Na 28 oktober 2015 heeft werkneemster geen werkzaamheden meer verricht voor ACT. De kantonrechter heeft onder meer voor recht verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd per 28 april 2016. Vanaf 28 oktober 2015 is aan werkneemster loon toegewezen op basis van een arbeidsduur van 24 uur per week. Werkneemster mocht ervan uitgaan dat de toezegging op 11 september 2015 aan haar door twee personeelsleden van ACT bevoegdelijk is geschied. Nu partijen verder destijds niet hebben gesproken over de duur van de verlenging, dient de arbeidsovereenkomst te zijn voortgezet voor dezelfde tijd als destijds bij het aangaan daarvan was overeengekomen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt ACT op.

Oordeel

Het hof stelt allereerst vast dat uit de e-mail afkomstig van A en de vaststaande feiten op geen enkel wijze blijkt van enig voorbehoud ten aanzien van de daarin neergelegde toezeggingen. Van belang is dat werkneemster al eerder met A te maken had gehad toen zij een sollicitatiegesprek met haar voerde voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst voor bepaalde tijd in april 2015. Onder deze omstandigheden mocht werkneemster erop vertrouwen dat de aan haar in het gesprek van 11 september 2015 gedane mededelingen over het verdere verloop van haar arbeidsovereenkomst wederom bevoegd werden gedaan namens ACT. ACT betoogt dat voorts, als al moet worden aangenomen dat er door ACT een aanbod is gedaan, dat aanbod niet door werkneemster is aanvaard, althans is ingetrokken. De stelling van ACT snijdt geen hout. ACT voert verder aan dat werkneemster geen beroep toekomt op het bepaalde in artikel 7:610b BW. Het hof stelt allereerst vast dat uit de overeenkomst tussen partijen van september 2015 valt af te leiden dat ACT van mening was dat er behoefte bestond aan de werkkracht van werkneemster ook na het ‘hoogseizoen’. In ieder geval kan worden aangenomen dat het verschijnsel van de piek in de werkzaamheden in het hoogseizoen er niet toe leidt dat er geen werkzaamheden meer voor werkneemster beschikbaar waren in de door haar gewenste omvang van 24 uur per week. Voorts betoogt ACT dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd per 28 oktober 2015 en dat daarmee ook een einde is gekomen aan de eventueel overeengekomen verlenging van de arbeidsovereenkomst. Het hof stelt voorop dat een uitleg van een mededeling van een werkgever als een (onregelmatige) opzegging van een arbeidsovereenkomst ten koste zou kunnen gaan van de bescherming van werknemers; het hof wijst in dit verband op de korte vervaltermijn om tegen een zodanige opzegging op te komen. In elk geval behoefde werkneemster in dit geval een zodanige verderstrekkende betekenis niet toe te kennen aan die mededeling. Werkneemster stelt zich nog op het standpunt dat ervan uitgegaan dient te worden dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Het hof overweegt dat van een stilzwijgende voortzetting in dit geval geen sprake is, nu partijen uitdrukkelijk hebben gesproken over een verlenging van de arbeidsovereenkomst. In dit geval doet zich in wezen de situatie voor dat de arbeidsovereenkomst is voortgezet zonder dat gesproken is over de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst werd voortgezet. De toezegging van ACT dat werkneemster (ook) aanspraak kon maken op een hoger salaris gold reeds vanaf 1 augustus 2015, derhalve onder de vigeur van de reeds bestaande arbeidsovereenkomst. Daarmee is niet voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 7:668 lid 1 onder b BW met het rechtsgevolg als bedoeld in artikel 7:668 lid 4 aanhef en onder a BW dat de arbeidsovereenkomst wordt geacht voor dezelfde tijd maar ten hoogste voor een jaar op de vroegere voorwaarden te zijn aangegaan. Daarmee is het oordeel van de kantonrechter dat de verlengde arbeidsovereenkomst van rechtswege haar einde vond op 28 april 2016 juist.