Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Wonder's Zaandam B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 30 januari 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:307

werknemer/Wonder's Zaandam B.V.

Dj schendt non-concurrentiebeding door als zelfstandige werkzaamheden te verrichten bij een directe concurrent van werkgeefster, die op slechts enkele meters afstand gevestigd is. Tevens is sprake van oneerlijke concurrentie. Werkgeefster wordt veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding om ex-werknemer aan beding te houden.

Feiten

Werknemer treedt op 20 juni 2013 als dj in dienst bij werkgeefster. In de arbeidsovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen dat, kort gezegd, inhoudt dat het werknemer na het einde van zijn dienstverband niet is toegestaan binnen een straal van vijftien kilometer van het bedrijf van werkgeefster soortgelijke werkzaamheden te verrichten. Werknemer zegt per 1 september 2016 de arbeidsovereenkomst op. Per 9 juni 2016 is hij als zelfstandig ondernemer als dj werkzaam. Hij treedt onder meer op bij een directe concurrent (die in dezelfde straat gevestigd is als werkgeefster) van werkgeefster en schendt daarmee het concurrentiebeding. Werkgeefster wendt zich tot de kantonrechter. De kantonrechter wijst de vorderingen toe en veroordeelt werknemer tot het zich onthouden van schending van het concurrentiebeding. Werknemer gaat in hoger beroep. Hij stelt zich op het standpunt dat een non-concurrentiebeding niet erop gericht mag zijn om concurrerende activiteiten te beletten, maar dat het vooral gaat om het voorkomen van oneerlijke concurrentie. Zijn standpunt houdt in de kern in dat zijn activiteiten als dj niet of nauwelijks concurrerend zijn voor werkgeefster en dat laatste daarom in het geheel geen schade lijdt. Voor zover werknemer toch aan het non-concurrentiebeding wordt gehouden vordert hij daarvoor een billijke vergoeding.

Oordeel

Belangenafweging non-concurrentiebeding

Werknemer is ruim drie jaar met het nodige succes als dj verbonden geweest aan werkgeefster en heeft daarmee niet alleen bijgedragen aan eigen bekendheid maar daardoor ook aan die van werkgeefster. Die bekendheid vormt mede gezien de aard van de activiteiten van werknemer op uitgaansavonden een bepaalde aantrekkingskracht voor publiek. Werkgeefster ziet zich geconfronteerd met optredens van werknemer bij een directe concurrent. Werkgeefster heeft een direct belang bij behoud van het publiek aan wiens aanwezigheid werknemer ontegenzeglijk een bijdrage heeft geleverd en zij ziet zich door het vertrek van werknemer voor de uitdaging gesteld dat publiek te behouden. Aannemelijk is dat zij in dat streven wordt gedwarsboomd indien het werknemer vrij zou staan om onmiddellijk na afloop van zijn arbeidsovereenkomst bij een directe concurrent op een beperkt aantal meters afstand dezelfde activiteiten te verrichten. In die zin bestaat er een gerede kans dat het bedrijfsdebiet van werkgeefster rechtstreeks wordt aangetast. Een dergelijk handelen van werknemer vormt niet alleen concurrentie, maar ook oneerlijke concurrentie. Werknemer verschaft immers zichzelf en daarmee de directe concurrent een ongerechtvaardigde voorsprong, nu de publieke aantrekkingskracht van werknemer mede is ontstaan door toedoen van werkgeefster, die werknemer immers een podium voor zijn optredens heeft verschaft en daarmee een deel van het uitgaanspubliek aan zich heeft weten te binden. Het is de strekking van het non-concurrentiebeding om deze oneerlijke concurrentie te voorkomen.

Billijke vergoeding

Werknemer heeft een groot financieel belang bij het verrichten van zijn werkzaamheden als dj, omdat hij voor zijn levensonderhoud daarop volledig is aangewezen. Het hof overweegt dat werknemer slechts een zeer beperkt inkomen heeft kunnen verwerven. Duidelijk is dat met het concurrentieverbod werknemer in belangrijke mate werd belemmerd in zijn mogelijkheden inkomen te verwerven. Het is daarom redelijk en billijk dat werkgeefster, die een aanzienlijk financieel belang heeft om werknemer aan het non-concurrentiebeding te houden zoals hiervoor is overwogen, werknemer financieel tegemoetkomt. Het hof stelt de vergoeding op € 450 bruto per maand. Hierbij houdt het hof rekening met het lagere inkomen van werknemer in vergelijking met het door hem voorheen bij werkgeefster verdiende salaris en de gemiste kans aan inkomsten na het kort geding in de periode dat het non-concurrentiebeding effectief werd.