Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 1 maart 2018
ECLI:NL:RBOBR:2018:1001
werknemers/Nederlandse Radiateuren Fabriek B.V.
Feiten
Werknemers zijn in loondienst bij NRF. In de algemene arbeidsvoorwaarden was bepaald dat voor medewerkers die voor 1 januari 2009 in dienst zijn getreden, de pensioenpremie volledig voor rekening van de werkgever komt. Op 5 december 2013 hebben NRF en de OR een principeakkoord gesloten betreffende onder meer het wijzigen van de premievrije deelname aan het pensioen. Voor medewerkers die voor 1 januari 2009 in dienst zijn getreden en tot januari 2014 een premievrij pensioen kenden, is overeengekomen dat per juli 2017 33.33% van de pensioenpremie voor rekening van de werknemer komt. Bij vonnis van de rechtbank van 28 mei 2015 heeft de kantonrechter, op vordering van FNV, voor recht verklaard dat NRF niet gerechtigd is om per 1 januari 2014 een werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenpremie in te voeren en is op vordering van 18 werknemers, niet zijnde de werknemers die nu in de procedure zijn verschenen (hierna: collega-werknemers), NRF veroordeeld tot het toepassen van de pensioenpremieverdeling van 0% werknemer en 100% werkgever vanaf 1 januari 2014. In hoger beroep hebben FNV, de in de procedure opgekomen collega-werknemers en NRF een vaststellingsovereenkomst gesloten. De regeling werd neergelegd in het arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch en hield in dat de 18 collega-werknemers geen werknemersbijdrage hoefden te betalen, maar dat voor alle andere werknemers vanaf 1 juli 2017 een werknemersbijdrage van 32% wordt ingevoerd. Deze andere werknemers komen hiertegen op in onderhavige procedure en vorderen onder meer te verklaren voor recht dat de per 1 januari 2017 eenzijdig door NRF ingevoerde werknemersbijdrage voor het pensioen niet rechtsgeldig is.
Oordeel
De kantonrechter stelt onder meer vast dat tussen NRF en de OR op 5 december 2013 een principeakkoord is bereikt over de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden; dat (79%) van de werknemers die hebben gereageerd het principeakkoord hebben geaccepteerd; dat op 9 januari 2014 tussen NRF en OR een overeenkomst aanpassing arbeidsvoorwaarden is gesloten gelijk aan het principeakkoord. De kantonrechter is van oordeel dat NRF de werknemers voldoende duidelijk heeft geïnformeerd over de voorgenomen wijziging en dat voor iedere individuele werknemer duidelijk was wat dit voor hem/haar concreet betekende. NRF heeft aan haar informatieverplichting voldaan. Vervolgens ligt de vraag voor of uit het gedrag of de verklaringen van de werknemers een welbewuste instemming blijkt. Het staat vast dat geen van de werknemers bezwaar heeft gemaakt. Daaruit volgt echter nog niet dat zij welbewust hebben ingestemd met de wijziging. In dat verband acht de kantonrechter relevant dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat de werknemers er door NRF op zijn geattendeerd dat zij ook individueel de mogelijkheid hadden om bezwaar te maken tegen de voorgenomen wijzigingen. De kantonrechter stelt vast dat in ieder geval voor een aantal werknemers tot 14 januari 2014 onduidelijkheid bestond over hun rechtspositie. Die onduidelijkheid valt NRF aan te rekenen. Echter, ook na 14 januari 2014 is door de werknemers geen bezwaar gemaakt, zodat hun op dat moment in ieder geval duidelijk moet zijn geweest dat de wijziging per 1 januari 2014 zou worden doorgevoerd, zonder dat daarover nog individuele gesprekken zouden worden gevoerd. Om welbewuste instemming te kunnen aannemen is echter meer vereist dan enkel stilzitten, zeker in een situatie als de onderhavige waarbij de werknemers geen termijn is gegeven voor het maken van bezwaar en er kennelijk onduidelijkheid bestond over bun rechtspositie. De kantonrechter acht het aannemelijk dat de werknemers ervan uitgingen dat ze konden meeliften op de uitkomst van de door FNV aangespannen procedure. NRF heeft ter zitting immers ook verklaard dat aan alle werknemers is gecommuniceerd dat FNV opkwam voor alle medewerkers. Dat de werknemers onder die omstandigheden geen aanleiding hebben gezien om nog separaat bezwaar te maken bij NRF kan hun niet worden tegengeworpen en daaruit kan ook niet worden afgeleid dat zij stilzwijgend hebben ingestemd met de gewijzigde werknemersbijdrage pensioen, of dat NRF uit de gedragingen van de werknemers bestaande uit het niet maken van bezwaar, heeft mogen afleiden dat de werknemers hun instemming hadden verleend. De volgende vraag is of de werknemers gehouden waren om de gewijzigde arbeidsvoorwaarden te aanvaarden. NRF heeft voldoende onderbouwd dat zij in de aangevoerde omstandigheden aanleiding kon zien om een wijziging in de werknemersbijdrage in het pensioen voor te stellen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de gewijzigde werknemersbijdrage echter niet als redelijk worden aangemerkt. Alle omstandigheden in ogenschouw genomen, daarbij mede betrokken dat het NRF-concern als geheel winst maakt, is de kantonrechter niet ervan overtuigd geraakt dat het belang van NRF bij de gewenste wijziging zwaarder moet wegen dan het belang van de werknemers bij een ongewijzigde voortzetting van de met hen overeengekomen arbeidsvoorwaarden. Uit het voorgaande volgt dat van de werknemers in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij instemmen met het invoeren van een werknemersbijdrage in het pensioen.