Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 1 augustus 2017
ECLI:NL:GHAMS:2017:3137
werknemer/Colliers International Agency B.V.
Feiten
Werknemer treedt op 1 juni 2015 in dienst bij werkgever. Op de arbeidsovereenkomst is een bonusregeling van toepassing. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot en met 31 mei 2016. Daarin is bovendien expliciet bepaald dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt en dat werknemer ervan uit dient te gaan dat de arbeidsovereenkomst na ommekomst van deze periode niet zal worden voortgezet. Er vinden enkele gesprekken plaats betreffende de toetreding van werknemer als Equity Partner. In een gesprek op 18 april 2016 laat werkgever werknemer weten de arbeidsovereenkomst niet te zullen voortzetten. Werknemer laat werkgever vervolgens weten dit als een dondersslag bij heldere hemel te ervaren. Werknemer verzoekt betaling van een billijke vergoeding voor het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst omdat hij vond dat het werkgever niet vrij stond de arbeidsovereenkomst niet voort te zetten en dat gelet op alle omstandigheden van het geval sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgever. De kanonrechter heeft het verzoek afgewezen.
Oordeel
Conform de wetsgeschiedenis gaat het bij de billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:673 lid 9 BW om uitzonderlijke gevallen. In de arbeidsovereenkomst is uitdrukkelijk opgenomen dat werknemer ervan uit diende te gaan dat de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2016 van rechtswege zou eindigen en niet zou worden voortgezet. Werkgever kwam daarmee ruime vrijheid toe bij het besluit de arbeidsovereenkomst al dan niet voort te zetten. Werkgever heeft aangegeven dat onvoldoende vertrouwen in werknemer bestaat en er op een aantal momenten verschillen van mening zijn geweest. Bovendien is niet in geschil dat tussen werkgever en werknemer regelmatig gesprekken hebben plaatsgevonden over de gang van zaken binnen de onderneming. Onder deze omstandigheden acht het hof het besluit van werkgever om de arbeidsovereenkomst niet voort te zetten niet onredelijk. De aard en het niveau van de functie en het toekomstbeeld dat partijen al dan niet voor ogen hadden met werknemer als Equity Partner, bracht een zekere kwetsbaarheid van werknemer mee, die gezien deze omstandigheden echter in de rede lag, die van meet af aan voor werknemer kenbaar was en die in de risicosfeer van werknemer viel. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst had werknemer hiermee rekening te houden. Aangenomen moet worden dat werknemer zich hiervan ook bewust is geweest. Het eindigen van het dienstverband is daarom niet het gevolg geweest van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, zodat toekenning van een billijke vergoeding niet aan de orde is.