Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 3 april 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:1410
X./Stichting Pensioenfonds Horeca & Catering
Feiten
Pensioenfonds PHC heeft Hotel 1 over het heffingsjaar 2013 nota’s gestuurd voor verschuldigde pensioenpremies. Hotel 1 heeft deze nota’s gedeeltelijk niet betaald. In eerste aanleg vorderde PHC onder meer veroordeling van Hotel 1, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 5.511,38. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen van PHC grotendeels toegewezen.
Oordeel
Het hof zal eerst de grieven behandelen voor zover Hotel 1 daarin betoogt dat de kantonrechter had moeten oordelen dat zij niet onder de Verplichtstellingsbeschikking valt en dat evenmin sprake is van vrijwillige verzekering voor het volledige personeel. Het hof oordeelt hierover als volgt. Gezien de website van Hotel 1 en de website drijft Hotel 1 een hotelbedrijf. Voorts heeft PHC onbestreden naar voren gebracht dat Hotel 1 in het kader van de sociale verzekeringswetgeving door de Belastingdienst is ingedeeld in sector 33, te weten 'Horeca algemeen', omvattende onder meer hotelbedrijven. Niet in geschil tussen partijen is dat Hotel 1 zich bezighoudt en -hield met kamerverhuur. Het hof volgt Hotel 1 niet in haar standpunt dat technisch personeel en schoonmaakpersoneel niet valt onder de Verplichtstellingsbeschikking. Niet ter discussie staat immers dat zij wel werkzaam waren in het hotelbedrijf van Hotel 1. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat de loonsom uit horeca-activiteiten meer dan 50% van de totale loonsom uitmaakte. Doordat Hotel 1 eerst tijdens het pleidooi in hoger beroep naar voren heeft gebracht dat er in 2013 sprake was van een ander bedrijfsconcept, heeft PHC daarop niet naar behoren kunnen reageren. Gelet op het voorgaande betrekt het hof de onderhavige stellingen wegens strijd met de eisen van de goede procesorde niet in de beoordeling. In hetgeen Hotel 1 terzake heeft aangevoerd, ziet het hof geen grond om te twijfelen aan de rechtsgeldigheid van Verplichtstellingsbeschikking en de relevante bepalingen van de toepasselijke reglementen en de statuten en besluiten van PHC. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat Hotel 1 , ook voor het heffingsjaar 2013, kwalificeert als een werkgever in de bedrijfstak Horeca en Catering, zodat haar werknemers verplicht deelnemen aan het bedrijfstakpensioenfonds van PHC. Ten aanzien van de vraag naar de werkingssfeer van de Verplichtstellingsbeschikking treffen de grieven dus geen doel. De grieven van Hotel 1 zijn ook gericht tegen de berekening van de vordering in hoofdsom. Daarbij gaat het om de vraag of PHC de premie correct heeft vastgesteld. PHC heeft in de memorie van antwoord uiteengezet hoe zij tot de berekening is gekomen. Voorts heeft PHC toegelicht dat zij de vigerende rekenregels heeft toegepast. Het hof kan de toelichting van PHC op de vordering in hoofdsom volgen en ziet ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de premie niet correct is vastgesteld. Gelet op vorenoverwogene zijn ook de grieven met betrekking tot de hoogte van de hoofdsom tevergeefs voorgesteld. Dit betekent ook dat Hotel 1 geen beroep op een opschortingsrecht toekomt en toekwam. Hotel 1 heeft ook grieven geformuleerd over de verschuldigdheid van de gevorderde rente en boete. Dienaangaande heeft het volgende te gelden. Op grond van het bepaalde in artikel 2 lid 1 van het uitvoeringsreglement was Hotel 1 door verschuldigde pensioenpremies niet, niet tijdig of niet geheel te voldoen door het enkele verloop van tijd in gebreke. Zoals is overwogen in r.o. 6.18 ziet het hof geen grond om te twijfelen aan de rechtsgeldigheid van de relevante bepalingen van de toepasselijke reglementen (waaronder art. 2 lid 1 van het uitvoeringsreglement). Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.