Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Y
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 14 mei 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:4502

X/Y

Zorgverlener  is ongeoorloofd afwezig en handelt, gelet op het bijzondere karakter van de overeenkomst (zorgovereenkomst), ernstig verwijtbaar door haar werkgeefster (budgethouder) aan haar lot over te laten.

Feiten

Partijen zijn op 1 maart 2015 een zorgovereenkomst aangegaan. Deze overeenkomst vermeldt als sub kopje ‘arbeidsovereenkomst’ en uit hoofde van die overeenkomst dient X als zorgverlener (werknemer) ten behoeve van Y als budgethouder (werkgeefster) werkzaamheden te verrichten bestaande uit het verlenen van begeleiding. X stelt dat zij zich op 4 februari 2018 telefonisch heeft ziekgemeld bij Y. Omdat X geen oproep voor controle bij de bedrijfsarts ontving, heeft zij op 27 februari 2018 contact opgenomen met Y, die liet weten geen werkgeefster meer te zijn en haar doorverwees naar de heer A (zorgcoördinator). A deelde op 27 februari 2018 telefonisch aan X mee dat de arbeidsovereenkomst was beëindigd en dat zij daarover een brief had ontvangen. X stelt zich op het standpunt dat Y in strijd met artikel 7:671 BW de arbeidsovereenkomst (onverwijld) heeft opgezegd en dat zij onder meer recht heeft op doorbetaling van het loon vanaf 4 februari 2018. Bij wijze van tegenverzoek heeft Y een ontbindingsverzoek ingediend op de e-grond (verwijtbaar handelen) en g-grond (verstoorde arbeidsrelatie).

Oordeel

Geen opzegging door werkgeefster of ontslagname werkneemster

Gelet op de betwisting van Y en het gegeven dat X haar stellingen in het licht bezien daarvan onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd, is niet komen vast te staan dat Y de arbeidsovereenkomst met X (onverwijld) heeft opgezegd. De door X verzochte vernietiging van de (onverwijlde) opzegging van de arbeidsovereenkomst door Y dient dan ook afgewezen te worden. In het onderhavige geval is onvoldoende gebleken van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van X, gericht op vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 4 februari 2018, temeer nu X ontkent een zodanige verklaring – te weten 'Zoek voor mij maar een ander, het wordt mij allemaal te veel, het geld boeit mij niet meer' – te hebben afgelegd. Daarnaast is het bij de brief van 12 februari 2018 gevoegde ontslagbewijs c.q. de vaststellingsovereenkomst niet door X ondertekend, zodat evenmin sprake is van een beëindiging met wederzijds goedvinden.

Ziekte

Nog daargelaten of voldoende vast is komen te staan dat X zich daadwerkelijk ziek heeft gemeld, stelt de kantonrechter vast dat X geen verklaring heeft overgelegd van een door het UWV benoemde deskundige ten aanzien van de (gestelde) arbeidsongeschiktheid. Reeds om die reden wordt de loonvordering afgewezen. Bovendien is van enige bereidheid aan de zijde van X om in overleg te treden met Y over de ziekmelding en een mogelijke terugkeer op het werk niet gebleken.

Ontbinding wegens ernstig verwijtbaar handelen werkneemster

In voldoende mate staat vast dat er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van X. Nu van een ziekmelding niet is gebleken, is X ongeoorloofd afwezig geweest op haar werk en is er sprake van werkweigering. Ook indien aangenomen zou worden dat de ziekmelding op 4 februari 2018 gedaan is, acht de kantonrechter de verdere opstelling nadien van X onvoldoende en verwijtbaar. Na 4 februari 2018 – tot in ieder geval het telefoongesprek van 27 februari 2018 – is X onbereikbaar geweest voor haar werkgeefster en heeft zij werkgeefster aan haar lot overgelaten. Mede gelet op het bijzondere karakter van de overeenkomst – de situatie waarin werkgeefster verkeert: een hulpbehoevend persoon – valt dit X aan te rekenen en wel zodanig dat haar handelen valt te kwalificeren als verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW. Geoordeeld wordt dat X ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2018 zonder toekenning van een transitievergoeding wordt ontbonden.