Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 5 april 2017
ECLI:NL:GHAMS:2017:1149
De Ondernemingsraad van HTM Personenvervoer N.V./HTM Personenvervoer N.V.
Feiten
HTM verzorgt het openbaar vervoer (tram, bus en metro) in de regio Den Haag. Vanaf september 2014 tot 1 december 2015 kende de organisatie van HTM een operationeel directeur in de persoon van C. C. had als taak de operationele activiteiten binnen de (hoofd)afdelingen van HTM te coördineren en aan te sturen. HTM heeft de ondernemingsraad eind oktober 2015 in kennis gesteld van haar voornemen om na het vertrek van C. de functie van operationeel directeur niet in te vullen. [A] heeft bij brief van 26 november 2015 de ondernemingsraad advies gevraagd met betrekking tot het voorgenomen besluit niet over te gaan tot de werving van een nieuwe operationeel directeur, maar te kiezen voor een herverdeling van de vrijvallende operationele taken en verantwoordelijkheden over de managers van de drie (hoofd)afdelingen. [A] heeft bij brief van 15 december 2015 acht door de ondernemingsraad naar aanleiding van de adviesaanvraag gestelde vragen beantwoord. De ondernemingsraad heeft bij brief van 31 augustus 2016 een negatief advies uitgebracht aan het bestuur van HTM en tevens geadviseerd alsnog over te gaan tot het werven en aanstellen van een operationeel directeur. Het bestuur van HTM heeft op de overlegvergadering van 15 september 2016 te kennen gegeven dat de ondernemingsraad niet zal worden gevolgd in zijn advies opnieuw een operationeel directeur aan te stellen. De ondernemingsraad heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat HTM bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 26 september 2016, dat ziet op de hoofdstructuur van haar organisatie, om niet (alsnog) over te gaan tot het aanstellen van een operationeel directeur.
Oordeel
Het besluit van 26 september 2016 houdt een afwijking in ten opzichte van de eerder uitgezette koers over de aansturing van de operationele activiteiten van HTM. Die koers heeft vorm gekregen door organisatiewijzigingen uit 2009 en 2013, waaraan overleg tussen HTM en de ondernemingsraad vooraf is gegaan en waarover de ondernemingsraad advies heeft uitgebracht. Na het vertrek van C. eind 2015 heeft HTM ervoor gekozen geen nieuwe operationeel directeur aan te nemen, maar diens operationele taken te spreiden over verscheidene managers van de (hoofd)afdelingen. Dit is in eerste instantie gebeurd bij wijze van tijdelijke maatregel, maar heeft met het besluit van 26 september 2016 een definitief karakter gekregen. De Ondernemingskamer stelt voorop dat het HTM in beginsel vrij staat om af te wijken van een eerder ingezette koers en dat zij kan besluiten om af te zien van het vervangen van de operationeel manager. Gebleken is voorts dat HTM vanaf eind 2015 in gesprek is gegaan met de ondernemingsraad over de vraag of het nodig is C. te vervangen en over het herverdelen van de taken van de operationeel directeur binnen de organisatie. Naar het oordeel van de Ondernemingsraad kan de gegeven motivering de redelijkheidstoets van artikel 26 WOR ruimschoots doorstaan. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer heeft de ondernemingsraad de genoemde onrust in relatie tot het voorgenomen besluit te weinig geconcretiseerd. De Ondernemingskamer overweegt dat hierdoor niet aannemelijk is geworden dat de door de ondernemingsraad genoemde onrust in het kader van het onderhavige adviestraject van relevante betekenis is en dat die onrust veeleer gerelateerd moet worden – zoals HTM tijdens de terechtzitting naar voren heeft gebracht – aan de discussie rond de dienstenpakketten. De conclusie uit het voorgaande is dat HTM voldoende heeft gemotiveerd om welke redenen zij, in afwijking van de eerder uitgezette koers over de aansturing van haar operationele activiteiten, ervoor heeft gekozen geen nieuwe operationeel directeur te werven en diens operationele taken over meerdere managers te spreiden. De slotsom luidt dat hetgeen de ondernemingsraad heeft aangevoerd niet kan leiden tot het oordeel dat HTM niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het verzoek zal worden afgewezen.