Naar boven ↑

Rechtspraak

DB Cargo Nederland N.V./werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 5 juli 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:5383

DB Cargo Nederland N.V./werknemer

Niet is gebleken dat bevlogen en kritische werknemer in strijd met afspraken uit een eerdere ontbindingsprocedure heeft gehandeld. Ontbindingsverzoek op de e-grond en g-grond afgewezen.

Feiten

Werknemer is per 1 juli 1986 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van DB Cargo Nederland N.V. (hierna: DB Cargo), laatstelijk in de functie van ‘Machinist VB/Wagenrangeerder’. Werknemer is tevens vakbondconsulent voor de FNV en is als zodanig actief bij DB Cargo. Partijen zijn in december 2014 betrokken geweest bij een ontbindingsprocedure, waarin werknemer een laatste kans heeft gekregen en door de kantonrechter erop is gewezen zijn houding te verbeteren. Sindsdien heeft zich een vijftal incidenten tussen partijen voorgedaan. Op 4 maart 2015, het eerste incident, heeft naar aanleiding van een brief van FNV Spoor een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Werknemer heeft tijdens dat gesprek aangegeven dat hij betrokken is geweest bij het opstellen van de brief. Het tweede incident vond plaats op 10 april 2015 toen werknemer een officiële waarschuwing van DB Cargo kreeg, omdat hij in strijd met de veiligheidsvoorschriften zijn veiligheidshelm niet droeg. Het derde incident betreft een gesprek tussen werknemer en zijn collega. Deze laatste geeft aan dat werknemer tijdens dat gesprek opdringerig op zoek was naar informatie over een vermeend conflict tussen de collega en een leidinggevende van DB Cargo. Het vierde incident deed zich voor in 2016 toen werknemer aan DB Cargo liet weten dat zijn vrouw als belangenhartiger in de ontslagprocedure van een collega zou optreden. Op 9 november 2017 heeft werknemer zich ziek gemeld wegens longklachten en een beperkt uithoudingsvermogen. Op 11 januari 2018 heeft werknemer (onaangekondigd) een zitting van de kantonrechter Rotterdam bijgewoond, die in het kader van een ontbindingsverzoek van DB Cargo tegen een collega van werknemer plaatsvond. Werknemer heeft ook tijdens de zitting het woord gevoerd. Op 31 januari 2018 is werknemer vrijgesteld van werk. DB Cargo verzoek thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst; primair op de e-grond en subsidiair op de g-grond.

Oordeel

Verwijtbaar handelen (incident 1 t/m 3)

De kantonrechter volgt DB Cargo niet in haar stelling dat het gedrag van werknemer tijdens het eerste incident verwijtbaar is. Het is namelijk niet zo dat werknemer FNV Spoor niet mag adviseren. Ook heeft hij niet in strijd met het vonnis van de kantonrechter gehandeld door zijn standpunten aan FNV Spoor bekend te maken. FNV Spoor heeft de brief vervolgens aan DB Cargo toegestuurd. Dat de brief later onder het personeel is verspreid, kan werknemer niet worden tegengeworpen. Het gedrag van werknemer tijdens het tweede incident, de officiële waarschuwing, kan evenmin als verwijtbaar worden aangemerkt. Niet is komen vast te staan dat werknemer zich opruiend of aanstootgevend heeft gedragen toen hij de waarschuwing kreeg. Ook het vragen naar informatie tussen het vermeende conflict tussen een collega van werknemer en een leidinggevende van DB Cargo getuigt niet van verwijtbaar handelen, omdat niet is gebleken dat DB Cargo in reactie op de bemoeienis van werknemer maatregelen heeft genomen en/of werknemer heeft gewaarschuwd.

Verwijtbaar handelen (incident 4 en 5)

De kantonrechter is evenwel van oordeel dat het niet verstandig was van werknemer om zijn vrouw als belangenhartiger naar voren te schuiven. Ook al deed hij zulks met de beste bedoelingen – de collega kon geen belangenhartiger betalen – dan nog had werknemer, gelet op de eerdere beschikking, beter moeten weten. Deze gedraging kan derhalve wel als verwijtbaar worden aangemerkt. Tot slot wordt overwogen dat het gedrag van werknemer tijdens het vijfde incident eveneens als verwijtbaar kan worden aangemerkt. Werknemer heeft – door onaangekondigd op een niet voor hem bestemde terechtzitting te verschijnen en aldaar het woord te voeren – opnieuw in het openbaar zijn mening verkondigd over de veiligheid bij DB Cargo, terwijl de kantonrechter in 2014 heeft geoordeeld dat hij zich daarvan diende te onthouden.

Conclusie

Uit het vorenstaande volgt dat enkel de gedragingen van werknemer tijdens het vierde en vijfde incident als verwijtbaar kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat deze gedragingen niet zodanig verwijtbaar zijn dat van DB Cargo in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Hierbij is van belang dat tussen beide incidenten een fors tijdsverloop van bijna twee jaar zit. Verder is evenmin gebleken dat werknemer – in strijd met oordeel van de kantonrechter in 2014 – als belangenbehartiger heeft opgetreden. De omstandigheid dat werknemer tijdens de zitting in 2018 zijn standpunt heeft toegelicht over de veiligheid op het spoor en het instellen van een handhavingscommissie, maakt dit oordeel niet anders. Dit standpunt neemt werknemer namelijk al langere tijd in en ook DB Cargo is hiermee bekend. Verder wordt meegewogen dat werknemer zeer lange tijd (32 jaar) bij DB Cargo in dienst is en dat niet ter discussie staat dat werknemer zijn werk goed uitvoert en met zijn collega’s en huidige leidinggevende geen problemen heeft. Ook wordt werknemer door een beschadigd enkelgewricht belemmerd in het vinden van een andere baan, hetgeen door DB niet is weersproken. Het ontbindingsverzoek wordt dan ook afgewezen.

Verstoorde arbeidsverhouding (g-grond)

Het subsidiaire ontbindingsverzoek wordt eveneens afgewezen. Hierbij is van belang dat tussen de beschikking van de kantonrechter van december 2014, het vierde incident en het vijfde incident elke keer een tijdsbestek van ruim meer dan een jaar zit. Werknemer heeft zich inderdaad kritisch opgesteld richting zijn werkgever, maar vaststaat dat dit zijn functioneren niet heeft aangetast en dat er ook geen problemen zijn met zijn leidinggevende en collega’s.