Naar boven ↑

Rechtspraak

Apotheek Brunssum Treebeek B.V./werknemer
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 4 juli 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:6348

Apotheek Brunssum Treebeek B.V./werknemer

Voor zover het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gebaseerd op de ‘a-grond’, is werkgever niet-ontvankelijk. Voor zover het verzoek is gebaseerd op de e- en/of g-grond, wordt het afgewezen.

Feiten

Werknemer en zijn echtgenote zijn beiden apotheker. Samen hebben zij van 1 juli 1988 tot 1 juli 1993 een apotheek in de vorm van een maatschap geëxploiteerd. Vanaf 1 juli 1993 tot 1 januari 2006 was werknemer krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam in dienst bij X. Met ingang van 1 januari 2006 heeft Lloyds deze praktijkvennootschap overgenomen. De panden waarin de apotheek en het servicepunt zijn gevestigd (aan elkaar grenzend en beide eigendom van werknemer en zijn echtgenote), worden sindsdien door werknemer en zijn echtgenote verhuurd aan Lloyds. Uiteindelijk zijn de apotheek en het servicepunt verkocht aan ABT. Begin 2018 hebben partijen onder meer onderhandeld over het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen ABT met werknemer en zijn echtgenote en het voortzetten van de huurovereenkomst van de apotheek. Partijen hebben uiteindelijk geen overeenstemming bereikt. Op 9 maart 2018 zijn werknemer en zijn echtgenote door ABT met onmiddellijke ingang vrijgesteld van de verplichting om arbeid te verrichten. ABT verzoekt onder meer ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen haar en werknemer.

Oordeel

Vastgesteld moet worden dat ABT zelf geen gronden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW ter onderbouwing van haar verzoek heeft aangevoerd. Voor zover het verzoek van ABT moet worden begrepen als een beroep op de ‘a-grond’, geldt dat een dergelijk verzoek op grond van het bepaalde in artikel 7:671a BW bij het UWV dient te worden ingediend. Dit betekent dat ABT, voor zover haar verzoek is gebaseerd op de ‘a-grond’, niet-ontvankelijk is. Voor zover het verzoek van ABT (mede) is gebaseerd op de ‘e-grond’, kan ook die grond niet slagen. ABT heeft in dit verband alléén maar gesteld dat de verhouding tussen huisartsen in de omgeving van de apotheek en werknemer en zijn echtgenote zodanig verstoord is dat zij geen enkel overleg meer met hen wensen te voeren. Werknemer en zijn echtgenote hebben dit verwijt gemotiveerd weersproken en onderbouwd. Nu iedere nadere onderbouwing door ABT van dit verwijt aan het adres van werknemer en zijn echtgenote ontbreekt, is de ‘e-grond’ bij lange na niet voldragen. Voor zover de stelling, inhoudende dat de situatie onderling is geëscaleerd, moet worden opgevat als een beroep op de ‘g-grond’, geldt het volgende. Tussen partijen staat vast dat de onderhandelingen uiteindelijk niet tot resultaat hebben geleid. Ook staat vast dat er op hoofdlijnen een akkoord was bereikt, maar dat werknemer en zijn echtgenote die overeenkomst juridisch hebben willen laten toetsen. Uit de inhoud van die conceptovereenkomst volgt genoegzaam dat de vertegenwoordiger van werknemer en zijn echtgenote dit voorbehoud bij de onderhandelingen ook aan ABT kenbaar heeft gemaakt. Dat er door de ingeschakelde jurist nog opmerkingen kwamen over de inhoud van de conceptovereenkomst, mag geen verbazing wekken. Laat staan dat het maken van dergelijke opmerkingen meebrengt dat daardoor sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. De ‘g-grond’ als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW is derhalve ook niet voldragen.