Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 1 oktober 2018
ECLI:NL:RBGEL:2018:4188
Koninklijke vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland/werknemer
Feiten
Werknemer is op 1 juni 2015 in dienst getreden bij KWPN. Sinds medio 2017 is hij directeur Communicatie & Bedrijfsvoering. Werknemer vormt samen met X de tweehoofdige directie binnen KWPN. KWPN is een vereniging, waarin de Ledenraad het besluitvormend orgaan is. Kort na het aantreden van de nieuwe bestuursleden heeft X bij het Algemeen Bestuur (AB) melding gemaakt van ernstige samenwerkingsproblemen met werknemer. De belangrijkste reden voor X is het gebrek aan integriteit van werknemer. Het AB heeft de heer Y verzocht gesprekken te voeren met X en werknemer om te bezien of de impasse in de samenwerking binnen de directie kon worden opgelost. In een notitie van 4 februari 2018 aan het AB schrijft Y dat de ene directeur een extern integriteitsonderzoek noodzakelijk vindt om zaken aan het licht te brengen, terwijl de andere directeur vindt dat de vraag naar een integriteitsonderzoek eerst van tafel moet alvorens er een gesprek over een oplossing kan plaatsvinden. Het AB heeft op 19 maart 2018 besloten tot het inschakelen van BDO, om onderzoek te doen in de integriteitskwestie. BDO heeft op 2 juli 2018 een rapport uitgebracht. Bij brief van 5 juli 2018 is werknemer onder meer bericht dat, ook al zijn er geen concrete aanwijzingen naar voren gekomen van integriteitsschendingen zijnerzijds, er sprake is geweest van een voor werknemer zeer pijnlijk en vervelend traject. X en werknemer worden geschorst. KWPN verzoekt de kantonrechter onder meer ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsrelatie (g-grond). Werknemer verzoekt onder meer wedertewerkstelling.
Oordeel
In het kader van een zorgvuldige behandeling van de klacht van X had directe hoor en wederhoor dienen plaats te vinden. Het is onbegrijpelijk dat werknemer pas uit het verzoekschrift kennis heeft kunnen nemen van de door X opgestelde lijst met ‘issues’. Het had op de weg van het AB gelegen om eerst hoor en wederhoor toe te passen op de beschuldiging en pas daarna te beslissen over eventuele vervolgstappen. KWPN verwijt werknemer dat hij niet, althans niet voldoende, heeft meegewerkt aan verbetering van de samenwerking met X, onder meer door voorwaarden te stellen aan de mediation. Dat er aanvankelijk weerstand bij werknemer bestond, had te maken met het niet (mogen) kennen van de lijst met integriteitspunten en die weerstand is begrijpelijk. Evenzeer is begrijpelijk dat werknemer zich niet meer veilig voelde om met X in gesprek te gaan, gezien de opstelling van X naar hem toe. Na de brief van 22 februari 2018, waarin het AB de ‘laatste kans’ heeft aangezegd, heeft werknemer zich wel bereid verklaard tot mediation. Deze mediation is echter niet gestart. In zoverre kan KWPN dan ook niet gevolgd worden in haar stelling dat werknemer niet voldoende heeft meegewerkt aan het verbeteren van de verstandhouding binnen de directie. Partijen zijn het erover eens dat het BDO-rapport werknemer vrijpleit. Werknemer stelt terecht dat hij had mogen verwachten dat na het voor hem gunstige rapport alles in het werk zou worden gesteld om de verhoudingen binnen de directie te verbeteren, bijvoorbeeld door alsnog de mediation te starten. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de huidige situatie niet zozeer door toedoen van werknemer is ontstaan maar veeleer door X en het AB. Van KWPN mag worden verlangd dat zij zich alsnog inspant om de verhoudingen tussen werknemer, het AB en de medewerkers/PVT (waar nodig) te verbeteren. Nu is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst met X wel wordt ontbonden, zal de stroeve verhouding binnen de directie niet langer in de weg hoeven staan aan herstel van de overige verhoudingen. Het verzoek van KWPN zal dan ook niet toegewezen worden. Het verzoek van werknemer tot wedertewerkstelling wordt toegewezen.