Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 1 oktober 2018
ECLI:NL:RBGEL:2018:4189
Koninklijke vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland/werknemer
Feiten
Werknemer is op 26 november 2001 in dienst getreden bij KWPN. KWPN is een vereniging, waarin de Ledenraad het besluitvormend orgaan is. Tot medio 2015 bestond de directie van KWPN uit werknemer als directeur en een managementteam (MT). In het voorjaar van 2015 bestonden spanningen tussen werknemer en (leden van) het MT. Per juni 2015 is een wijziging in de organisatiestructuur ingevoerd. Werknemer vormt thans samen met X de tweehoofdige directie binnen KWPN. Werknemer heeft bij het Algemeen Bestuur (AB) melding gemaakt van ernstige samenwerkingsproblemen met X. Werknemer heeft, op verzoek van het AB, een lijst opgesteld met aanwijzingen waaruit volgens hem blijkt dat X niet integer is en deze lijst op 25 januari 2018 aan het AB gezonden. Er hebben gesprekken plaatsgevonden teneinde de impasse op te lossen, maar dat heeft geen resultaat opgeleverd. Werknemer heeft op 23 februari 2018 aan het AB gemeld dat hij zijn medewerking aan het mediationtraject zal verlenen, zodra zijn fysieke situatie dat toelaat. Hij was sinds 7 februari 2018 arbeidsongeschikt vanwege ernstige rugklachten. Het AB heeft op 19 maart 2018 besloten tot het inschakelen van BDO, om onderzoek te doen in de integriteitskwestie. BDO heeft op 2 juli 2018 een rapport uitgebracht waaruit blijkt dat er geen concrete aanwijzingen naar voren zijn gekomen van integriteitsschendingen door X. Bij brief van 5 juli 2018 is onder meer medegedeeld dat KWPN heeft besloten de arbeidsovereenkomst met werknemer te gaan beëindigen. KWPN verzoekt de kantonrechter onder meer ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsrelatie.
Oordeel
Werknemer beroept zich op artikel 7:658c BW (klokkenluidersbescherming). In het midden kan blijven of sprake is van een misstand als bedoeld in bovengenoemde wetgeving. Werknemer heeft immers geen melding bij de werkgever of het Huis voor Klokkenluiders gedaan van (het vermoeden van) een misstand. Hij heeft het vertrouwen in X opgezegd. Daarbij geeft hij als reden ‘het gebrek aan integriteit van X’ en verzoekt hij een integriteitsonderzoek in te stellen. Dit is een wezenlijk andere gang van zaken dan de werkwijze van een melder die beschermd wordt met artikel 7:658c BW. De verhouding met het AB is verder verstoord geraakt rond het gesprek van 19 maart 2018 en de openheid van werknemer naar interne commissies en personen en externen, zoals de accountant. Anders dan werknemer meent, kan hem wel toegerekend worden dat Z de informatie, die hij deels door het gesprek en/of werknemer verkregen heeft, met een journalist heeft gedeeld. Werknemer heeft na ontvangst van de brief van 5 juli 2018 een rapport laten uitbrengen door Ebben waarin onder meer staat dat de organisatie c.q. structuur van de governance wordt gekarakteriseerd als ‘zwak en risicovol’ en dat het beperkte onderzoek van BDO niet relevant is voor het verkrijgen van een onpartijdig beeld van de integriteit van de heer X. Vastgesteld wordt dat inmiddels sprake is van een zodanige verstoring dat geen vruchtbare voortzetting van de arbeidsrelatie meer te verwachten is. Dat na het uitblijven van verbetering in de samenwerking binnen de directie ook een verstoring is ontstaan tussen werknemer en het AB en dat deze verstoring is verergerd, is vooral aan werknemer te verwijten. Het verzoek tot ontbinding zal dan ook toegewezen worden. Van het AB had een voortvarender optreden verwacht mogen worden. De afwijzende houding van X tegenover de mediation is mede veroorzaakt doordat het AB hem geen inzicht heeft gegeven in deze door werknemer opgestelde lijst. Daarmee is het uitblijven van verbetering ook aan het AB te verwijten. Hoewel dus sprake is van enig verwijtbaar handelen van KWPN, bestaat geen grond voor het toekennen van een billijke vergoeding. Wel wordt de transitievergoeding toegekend.