Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 2 oktober 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:4054
BL International B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is op 19 januari 2009 bij BL International in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst die partijen op 19 januari 2010 hebben gesloten bevat een non-concurrentiebeding. De CFO van BL Special Promotions (een zusteronderneming) heeft aan werknemer een door haar op 2 januari 2017 ondertekende arbeidsovereenkomst toegezonden die betrekking heeft op de indiensttreding bij BL Special Promotions per 1 januari 2017. Werknemer heeft deze arbeidsovereenkomst niet ondertekend. Werknemer is wel vanaf 1 januari 2017 werkzaamheden gaan verrichten voor BL Special Promotions. Bij brief van 18 december 2017, gericht aan BL Special Promotions, heeft werknemer zijn dienstverband opgezegd per 1 februari 2018. Bij brief van 21 december 2017 heeft BL International aan werknemer onder meer meegedeeld dat zij ervan uitgaat dat de opzegging geacht moet worden aan haar gericht te zijn en dat werknemer zich aan het met BL International overeengekomen non-concurrentiebeding moet houden. BL International is vervolgens een kort geding gestart. In het bestreden vonnis in kort geding heeft de kantonrechter onder meer geoordeeld dat vast is komen te staan dat tussen werknemer en BL Special Promotions per 1 januari 2017 een (mondelinge) arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en dat het daarom niet aannemelijk is dat BL International nu nog rechten kan ontlenen aan het non-concurrentiebeding dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst van 19 januari 2010.
Oordeel
Het hof is evenals de kantonrechter van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat er een mondelinge arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen tussen werknemer en BL Special Promotions met ingang van 1 januari 2017. Dat werknemer de schriftelijke overeenkomst niet heeft ondertekend, en daardoor nog niet werd gebonden aan het concurrentiebeding (dat alleen schriftelijk kan worden aangegaan), laat onverlet dat werknemer voor het overige kennelijk geheel volgens de schriftelijke arbeidsovereenkomst werkzaamheden is gaan verrichten, dat hij daarvoor ook door BL Special Promotions is betaald en dat hij dienovereenkomstig heeft geaccepteerd dat hij geen salarisbetalingen meer ontving van BL International. Dit gedrag wijst wel degelijk op aanvaarding van het aanbod, zij het dat daarbij niet werd voldaan aan de voor non-concurrentiebedingen geldende wettelijke eis dat die schriftelijk moeten worden aangegaan. Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat BL Special Promotions het in haar macht had om bij het begin januari 2017 uitblijven van een schriftelijke bekrachtiging van het non-concurrentiebeding, daarover met werknemer in gesprek te gaan of te concluderen dat de indiensttreding van werknemer bij BL Special Promotions van de baan was. Vast staat dat dit niet is gebeurd en ook niet meer zal gebeuren. Het hof stelt voorts voorop dat een arbeidsovereenkomst kan eindigen met wederzijds goedvinden door het sluiten van een beëindigingsovereenkomst. Het sluiten van een beëindigingsovereenkomst is een vormvrije rechtshandeling. In dat kader is naar het voorshands oordeel van het hof van belang dat werknemer met ingang van 1 januari 2017 werkzaamheden is gaan verrichten voor BL Special Promotions, dat BL Special Promotions daarvoor met ingang van 1 januari 2017 salaris heeft betaald en dat BL International met ingang van 1 januari 2017 haar loonbetalingen aan werknemer heeft gestaakt. Bij deze stand van zaken moet worden geconcludeerd dat de arbeidsovereenkomst tussen BL International en werknemer met ingang van 1 januari 2017 met wederzijds goedvinden is beëindigd. Om die reden is de periode van 1 jaar waarin het met BL International overeengekomen non-concurrentiebeding gelding had, op 1 januari 2018 verstreken. Het stond werknemer dus vrij om per 1 februari 2018 bij X in dienst te treden.