Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 17 september 2018
ECLI:NL:RBOBR:2018:4814
Reklame/werknemer
Feiten
Werknemer is op 8 april 2013 in dienst getreden bij Reklame, laatstelijk in de functie van verkoper/algemeen medewerker. Werknemer heeft een bedrijfsauto en tankpas. Vanaf 2015 heeft werknemer de tankpas – zonder toestemming van Reklame – gebruikt voor de auto van zijn echtgenote. Reklame heeft werknemer daarmee geconfronteerd en werknemer heeft erkend de pas zonder toestemming te hebben gebruikt. Reklame geeft werknemer nog een tweede kans. Na enige tijd heeft Reklame moeten constateren dat er door het voorval onvoldoende vertrouwen is om met werknemer samen te werken. Reklame verzoekt primair ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen, subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Werknemer verweert zich en stelt dat Reklame hem na het voorval heeft verzocht te blijven, waarbij tevens een verbeterd salaris werd afgesproken, dat zou ingaan na eindigen van de schuldsanering. Werknemer stelt dat Reklame vervolgens plotseling aangaf dat hij beter op zoek kon gaan naar een andere baan, na een gesprek over een website. Werknemer verzoekt uitbetaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Daarnaast verzoekt hij uitbetaling van achterstallig loon. Werknemer stelt namelijk dat de salarisverhoging per mei 2018 had moeten plaatsvinden; Reklame stelt dat dat per september 2018 had moeten plaatsvinden.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden, waarbij het voorval met betrekking tot de tankpas uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is afgesloten en er zelfs een salarisverhoging was overeengekomen, in strijd met de eisen van goed werkgeverschap is om alsnog op deze grond ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken. Ontbinding op grond van verwijtbaar handelen wordt afgewezen.
Wel is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding. Werknemer heeft tijdens de zitting ook aangegeven dat het vertrouwen weg is. Nu beide partijen de arbeidsrelatie als verstoord ervaren, en herplaatsing niet in de rede ligt, wordt ontbinding op deze grond toegewezen met inachtneming van de geldende opzegtermijn.
De werknemer maakt aanspraak op de transitievergoeding. Er wordt geen billijke vergoeding toegewezen. De verstoring is aangevangen met het voorval met de tankpas. Hoewel de handwijze van Reklame niet consequent is geweest, is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen. Verder oordeelt de kantonrechter dat de salarisverhoging met ingang van 4 juli 2018 had moeten worden doorgevoerd, nu per die datum de schuldbemiddeling van werknemer is geëindigd.