Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/BV Sport B.V.
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 10 januari 2018
ECLI:NL:RBNNE:2018:3945

werknemer/BV Sport B.V.

Rechtsgeldig ontslag op staande voet na het wederrechtelijk onttrekken van aanzienlijke geldbedragen van BV Sport; werknemer handelt niet ernstig verwijtbaar. Geen transitievergoeding want naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Feiten

Werknemer is op 1 augustus 2006 in dienst getreden bij BV Sport, laatstelijk in de functie van manager Financiën en ICT. Sinds mei 2017 bezocht werknemer gokwebsites. In eerste instantie gebruikte hij daarvoor privégeld, maar vanaf eind november 2017 begon hij daarvoor geld te onttrekken aan de bankrekening van BV Sport. Soms maakte werknemer vanaf deze bankrekening rechtstreeks geld over naar rekeningen van gokwebsites via betaalproviders Adyen of Worldpay, maar meestal maakte hij geld over naar zijn privérekening om dat vervolgens door te storten – via Adyen of Worldpay – naar rekeningen van gokwebsites. Het gaat om in ieder geval een bedrag van € 595.000. Op 16 april 2018 heeft de directeur van BV Sport, de heer X, ontdekt dat werknemer al geruime tijd grote geldbedragen over had gemaakt van de bankrekening van BV Sport naar zijn privérekening en rekeningen van derden. Bij brief van 18 april 2018 is werknemer door BV Sport op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt de kantonrechter primair het ontslag op staande voet te vernietigen. Subsidiair, voor het geval het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd, verzoekt werknemer voor recht te verklaren dat BV Sport aan hem een transitievergoeding van € 22.932 bruto verschuldigd is.

Oordeel

Niet in geschil is dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Voorts is sprake van een dringende reden op grond waarvan BV Sport bevoegd was de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Werknemer heeft erkend dat hij vanaf eind november 2017 regelmatig aanzienlijke geldbedragen wederrechtelijk heeft onttrokken aan de bankrekening van BV Sport en heeft aangewend voor het gokken op online goksites. Dit feit is naar het oordeel van de kantonrechter zo ernstig van aard dat dit kwalificeert als een dringende reden voor het gegeven ontslag op staande voet. Daarbij weegt mee de aard van de functie van werknemer, manager Financiën en ICT, de uit deze functie voortvloeiende verantwoordelijkheden en het vertrouwen dat BV Sport in hem moet kunnen stellen. Het door BV Sport aan werknemer gegeven ontslag op staande voet is rechtsgeldig is gegeven. Ten aanzien van de transitievergoeding acht de kantonrechter het aannemelijk dat werknemer door zijn depressie en vermijdende persoonlijkheidsstoornis in sterk verminderde mate in staat is geweest om zijn wil met betrekking tot het gokken en, meer specifiek, de 'voorbereidingshandelingen' van het onttrekken van de daarvoor benodigde gelden aan BV Sport, in vrijheid te bepalen. Dit maakt naar het oordeel van de kantonrechter dat de verweten gedragingen werknemer in mindere mate kunnen worden aangerekend. Het eindigen van de arbeidsovereenkomst is niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer. De kantonrechter overweegt dat ingevolge artikel 7:673 lid 8 BW in een situatie waarin geen transitievergoeding is verschuldigd, toch een vergoeding kan worden toegekend indien het niet toekennen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In de hier aan de orde zijnde spiegelbeeldige situatie (dat wanneer wel een transitievergoeding is verschuldigd, toch kan worden bepaald dat geen transitievergoeding is verschuldigd indien het toekennen van die vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is) heeft de Wwz-wetgever niet voorzien. Dit betekent echter niet dat de kantonrechter niet de bevoegdheid toekomt om te oordelen over de vraag of toekenning van een (volledige) transitievergoeding in een gegeven situatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid al dan niet onaanvaardbaar is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de Wwz-wetgever niet beoogd de toepasselijkheid van artikel 6:2 lid 2 BW (als de transitievergoeding moet worden aangemerkt als een verbintenis uit de wet) of 6:248 lid 2 BW (als de vergoeding voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst) uit te sluiten. Dit blijkt niet (expliciet noch impliciet) uit de parlementaire geschiedenis. Een zodanige visie past ook niet bij de aard en universele strekking van de artikelen 6:2 en 6:248 BW. In dit geval heeft werknemer zich jegens BV Sport schuldig gemaakt aan diefstal of verduistering in dienstbetrekking. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit, mede gelet op de aard van de functie die werknemer bekleedde, een zeer ernstig vergrijp. Daarbij komt dat het gaat om een zeer omvangrijk bedrag, zodat niet waarschijnlijk is dat werknemer, alhoewel hij daartoe de bereidheid heeft getoond en een begin heeft gemaakt, dit ooit volledig of grotendeels aan BV Sport zal kunnen terugbetalen. BV Sport lijdt door handelen van werknemer derhalve zeer grote schade. Dat BV Sport onder deze omstandigheden ingevolge artikel 7:673 BW aan werknemer toch een transitievergoeding verschuldigd zou zijn, is naar het oordeel van de kantonrechter een uitkomst die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat betekent dat de kantonrechter de verzochte verklaring voor recht zal afwijzen.