Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Hof van Salland
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 30 oktober 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:9637

werknemer/Hof van Salland

Werknemer is op staande voet ontslagen vanwege fysiek geweld. Hof is niet overtuigd door het voorgebrachte bewijs en laat werkgever toe om nader bewijs te leveren. Verdere beslissing wordt aangehouden.

Feiten

Werknemer is sinds 1 april 2016 werkzaam voor Hof van Salland in de functie van chef-kok, op basis van een arbeidsovereenkomst voor één jaar. Hof van Salland wordt gerund door [mevrouw A], [de heer A] en hun kinderen [dochter A] [zoon A]. Op 26 januari 2017 heeft er een woordenwisseling plaatsgevonden tussen mevrouw A en werknemer en er is een handgemeen geweest tussen zoon A en werknemer. Werknemer heeft zich de volgende dag ziekgemeld en gezegd dat hij in discussie was met mevrouw A, toen zoon A fysiek geweld tegen hem heeft gebruikt door hem bij zijn keel te grijpen en in zijn gezicht te slaan. Dochter A heeft per brief aan werknemer laten weten dat hij op staande voet is ontslagen op 26 januari 2017. Werknemer zou in discussie zijn geraakt met mevrouw A, waarna hij fysiek geweld tegen haar heeft gebruikt alsmede zou werknemer zoon A bij zijn keel hebben gegrepen en in zijn gezicht hebben geslagen. In eerste aanleg heeft werknemer onder meer verzocht om een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Hof van Salland voldoende bewijs van de gestelde feiten en omstandigheden heeft geleverd en heeft de vorderingen van werknemer afgewezen. Werknemer verzoekt het hof de beschikking te vernietigen en te oordelen dat het ontslag op staande voet in eerste aanleg had moeten worden vernietigd.

Oordeel

Werknemer meent in zijn grieven dat Hof van Salland niet is geslaagd in het bewijs van de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde dringende redenen. Hof van Salland heeft allereerst het verweer gevoerd dat werknemer ten onrechte vernietiging van het ontslag op staande voet heeft verzocht en niet, zoals genoemd in artikel 7:683 lid 3 BW, herstel van het dienstverband. Het hof volgt Hof van Salland niet in dit verweer. Het petitum moet zo worden begrepen dat het verzoek van werknemer strekt tot het ongedaan maken van de gevolgen van het gegeven ontslag in overeenstemming met vorenbedoeld wetsartikel. Dit moet voor Hof van Salland duidelijk zijn geweest, nu zij ook inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de grieven. Het hof vervolgt met de inhoudelijke beoordeling en oordeelt dat zij op grond van het door Hof van Salland voortgebrachte bewijs en hetgeen daar van de zijde van werknemer tegenover is gesteld, (nog) niet de overtuiging heeft dat werknemer mevrouw A heeft geduwd en/of dat werknemer, toen zoon A vervolgens de keuken binnenkwam, zoon A als eerste naar de keel heeft gegrepen en/of in het gezicht heeft geslagen. Het hof laat Hof van Salland toe nader bewijs te leveren. Verdere beslissing wordt aangehouden.