Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 4 december 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:5958

werkneemster/werkgeefster

Opvolgend werkgeverschap. Taaldocente die eerst via een payrollconstructie werkzaam was en daarna direct in dienst is getreden bij werkgeefster is thans werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Uitbreiding van taken en verantwoordelijkheden zijn van onvoldoende gewicht.

Feiten

Werkgeefster biedt vluchtelingen in Nederland inburgeringstrajecten aan. Werkneemster is vanaf november 2016 via een payrollconstructie (op basis van twee tijdelijke arbeidsovereenkomsten) door werkgeefster ingeleend als NT2-docent. Op 1 maart 2017 is werkneemster direct bij werkgeefster in dienst getreden in de functie van NT2-docent, eerst op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 8 maanden en daarna op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 8,5 maanden. Bij brief van 14 juni 2018 heeft werkgeefster laten weten dat laatstgenoemde overeenkomst van rechtswege zou eindigen. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat thans sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als gevolg van opvolgend werkgeverschap.

Oordeel

De kantonrechter stelt allereerst vast dat partijen het erover eens zijn dat werkneemster in de nieuwe functie als NT2-docent les is blijven geven aan dezelfde leerlingen, gedurende hetzelfde aantal uren, met hetzelfde lesmateriaal en in dezelfde leslokalen. De kantonrechter stelt voorts vast dat werkgeefster er zelf van uitging en ook met werkneemster heeft gecommuniceerd, dat bij indiensttreding geen sprake zou zijn van grote veranderingen. In een uitnodiging van 20 januari 2017 voor een informatiebijeenkomst schrijft werkgeefster immers dat zij in de overgang zo min mogelijk veranderingen in de werkwijze en taakverdeling beoogt. De uitbreiding van taken en verantwoordelijkheden in de resultaatgebieden en het functieprofiel leggen op grond van voorgaande mededeling niet al te veel gewicht in de schaal. Met betrekking tot de vraag of de oude en de nieuwe functie wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eisen of niet overweegt de kantonrechter het volgende. Volgens werkgeefster bestond het verschil tussen de oude en de nieuwe situatie voornamelijk daarin, dat de leerkracht verantwoordelijk werd voor de opzet en de monitoring van het gehele inburgeringstraject inclusief de taallessen, en dat de leerkracht niet meer, zoals voorheen, alleen verantwoordelijk was voor het geven van taallessen. Om het gewicht van deze uitbreiding van de werkzaamheden te kunnen beoordelen (het is onduidelijk gebleven wanneer deze feitelijk inhoud hebben gekregen) ligt het voor de hand deze in tijd te kwantificeren. In de oude situatie was sprake van 2 uur per week aan ‘overheadwerkzaamheden’ naast het gedurende 8 uur per week lesgeven. In de nieuwe situatie bedroegen deze werkzaamheden 4 uur per klas per week (per 1 november 2017 teruggebracht tot 0,5 uur per klas per week en per 1 december 2017 weer uitgebreid tot 1,5 uur per klas per week). Was deze uitbreiding met 2 uur per klas per week bij het aangaan van het nieuwe dienstverband niet te verwaarlozen, uit het terugbrengen daarvan tot 0,5 uur per klas per week leidt de kantonrechter af dat het met de zwaarte en de omvang van die verantwoordelijkheden kennelijk nogal meeviel. Ter zitting is verder gebleken dat werkneemster bij werkgeefster € 200 bruto per maand meer verdiende dan bij haar vorige werkgever. Voor zover werkgeefster bedoeld heeft te stellen dat dit een aanwijzing is voor een wezenlijke wijziging in taken en verantwoordelijkheden gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Werkgeefster heeft zelf immers gesteld dat deze beloning gebaseerd was op de toepasselijke cao. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat werkgeefster redelijkerwijs als opvolgend werkgever is aan te merken. De kantonrechter verklaart dan ook voor recht dat thans sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen werkgeefster en werkneemster.