Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 27 november 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:5972
Werkgeefster/werkneemster
Feiten
Werkneemster is sinds 10 juli 2014 in dienst bij werkgeefster als hairstylist. Daarnaast is zij als zelfstandig hairstylist werkzaam voor haar eigen klantenkring. Begin 2018 heeft werkneemster kenbaar gemaakt haar werkzaamheden bij werkgeefster te willen beƫindigen. Werkgeefster heeft werkneemster gevraagd iets langer te blijven, omdat zij nog geen geschikte vervanger had gevonden. Werkneemster zou op 26 juni 2018 komen werken, maar omdat zij om 09:00 uur nog niet aanwezig was, heeft een vennoot van werkgeefster haar gebeld. Werkneemster zei dat zij onderweg was en er zo zou zijn. Omdat werkneemster om 11:00 uur nog niet aanwezig was, heeft de vennoot haar wederom gebeld. Werkneemster heeft via Whats-app aangegeven dat zij niet meer zou komen werken, omdat zij er helemaal doorheen zat. Op 28 juni 2018 is werkneemster per brief op staande voet is ontslagen, onder meer wegens het herhaaldelijk niet verschijnen en te laat komen op haar werk. Werkgeefster stelt dat deze brief een bevestiging is van het mondelinge ontslag op staande voet op 26 juni 2018. Werkneemster heeft bezwaar gemaakt tegen het ontslag en verzocht om een afspraak bij de bedrijfsarts en doorbetaling van loon. Aan deze verzoeken heeft werkgeefster geen gevolg gegeven. Werkneemster verzoekt de kantonrechter primair om het ontslag te vernietigen en om werkgeefster te verplichten een bedrijfsarts in te schakelen. Werkgeefster voert verweer en verzoekt de vorderingen af te wijzen en werkneemster te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding. Subsidiair verzoekt zij ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Oordeel
Partijen verschillen van mening over het tijdstip van de opzegging. Werkneemster meent dat dit is per brief van 28 juni 2018, die zij overigens pas op 6 juli 2018 heeft ontvangen. Werkgeefster meent dat zij werkneemster mondeling tijdens het telefoongesprek op 26 juni 2018 op staande voet heeft ontslagen. De kantonrechter acht het gezien de uitlatingen en Whats-appberichten van partijen niet aannemelijk dat werkneemster op 26 juni 2018 tijdens het telefoongesprek op staande voet is ontslagen. Het mondelinge ontslag is dan ook niet vast komen te staan, zodat moet worden uitgegaan van het ontslag per brief op 28 juni 2018. Ten aanzien van de dringende reden oordeelt de kantonrechter als volgt: de kantonrechter is van oordeel dat werkgeefster uit het Whats-appbericht op 26 juni 2018 heeft kunnen begrijpen dat werkneemster de bedoeling had om zich ziek te melden. De kantonrechter neemt daarnaast in aanmerking dat het de bedoeling was van werkneemster om per 1 juni 2018 te stoppen met werken, maar dat zij haar vertrek heeft uitgesteld om werkgeefster tegemoet te komen. Gelet op deze omstandigheden kan het ontslag op staande voet geen standhouden. Het niet-verschijnen van werkneemster houdt direct verband met haar ziekmelding en werkgeefster had deze ziekmelding niet mogen negeren. De vordering van werkneemster wordt toegewezen en de arbeidsovereenkomst is in stand gebleven. Nu werkneemster stelt dat zij arbeidsongeschikt is, maar geen bedrijfsarts heeft bezocht, moet er in rechte van uit worden gegaan dat werkneemster ziek is en ligt een opzegverbod in de weg aan de verzochte ontbinding. Ook de overige vorderingen van werkgeefster worden afgewezen. De loonvordering van werkneemster, waarbij tijdens ziekte wordt uitgegaan van loondoorbetaling van het gemiddelde van de afgelopen zes maanden en het verzoek om een bedrijfsarts in te schakelen, wordt toegewezen.