Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 juni 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:5116

werknemer/werkgeefster

Concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd is nietig. Gevorderde schorsing wordt afgewezen, nu het concurrentiebeding nimmer werking heeft gehad.

Feiten

Werknemer is op 1 januari 2015 voor één jaar in dienst getreden bij werkgeefster. In de arbeidsovereenkomst is een non-concurrentie-, geheimhoudings- en boetebeding opgenomen. Van 1 januari 2016 zijn de werkzaamheden voor onbepaalde tijd voortgezet. Werknemer heeft per 1 april 2018 zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Met werknemer is gesproken over het concurrentiebeding. De advocaat van werknemer heeft de nietigheid, dan wel vernietiging van het concurrentiebeding aangezegd. Werkgeefster heeft niet gereageerd op die brieven. Werknemer vordert in kort geding dan ook onder meer om het concurrentiebeding te schorsen en werkgeefster te veroordelen aan hem een vergoeding te betalen gedurende de tijd dat werkgeefster hem aan het concurrentiebeding heeft gehouden en zal houden. Werkgeefster vordert in reconventie onder meer om werknemer te verbieden om op enigerlei wijze gebruik te maken van het overzicht van de prijs- en tariefstelling van werkgeefster alsmede van vertrouwelijke informatie.

Oordeel

De kantonrechter stelt vast dat de arbeidsovereenkomst onder de werking van de door de WWZ gewijzigde leden 1 t/m 3 van artikel 7:653 BW valt. Hierin is opgenomen dat een non-concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alleen geldig is, indien de werkgever bij dat beding een schriftelijke motivering heeft opgenomen waaruit blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Nu een dergelijke motivering niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst, is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het concurrentiebeding nietig is. Het concurrentiebeding heeft dan ook nimmer werking gehad en kan om deze reden niet worden geschorst. Daarnaast kan de gevorderde vergoeding niet worden toegekend op grond van artikel 7:653 lid 5 BW, nu deze bepaling toepassing mist. In verband met de nietigheid van het beding, hetgeen overigens tevens door werkgeefster één dag voor de zitting is erkend, heeft werknemer zijn vordering verminderd in die zin dat hij een maandelijkse vergoeding vordert over de periode van 1 april 2018 tot aan het kort geding. Werknemer meent dat werkgeefster onrechtmatig heeft gehandeld door zich tot kort voor de zitting op het standpunt te blijven stellen dat zij werknemer aan het concurrentiebeding mocht houden. De kantonrechter oordeelt dat, nu het betrekking heeft op een beperkte periode in het verleden en werknemer heeft verklaard van zijn spaargeld te hebben geleefd, geen sprake is van een spoedeisend belang. De vorderingen van werknemer worden afgewezen.

Beoordeling in reconventie

Werkgeefster heeft aangevoerd dat werknemer, nog tijdens zijn dienstverband, bedrijfsgevoelige informatie heeft doorgezonden aan de eigenaar van de werkgever waar hij thans blijkt te werken. De schending van het geheimhoudingsbeding wordt door werknemer betwist en is naar het oordeel van de kantonrechter door werkgeefster niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast heeft werkgeefster aangevoerd dat werknemer zich schuldig maakt aan onrechtmatige concurrentie, doordat hij na zijn dienstverband verschillende grote klanten van werkgeefster heeft benaderd. Werknemer betwist dit uitdrukkelijk. Werkgeefster heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen waaruit de onrechtmatige concurrentie blijkt. Ook deze stelling van werkgeefster kan geen standhouden. De vorderingen van werkgeefster worden dan ook afgewezen.