Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 15 januari 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:287
Allure Energie B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is op 1 januari 2014 als regiomanager in dienst getreden van Allure. In de arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding en een verbod op nevenwerkzaamheden zonder schriftelijke toestemming van werkgever opgenomen. Werknemer is met ingang van 1 januari 2016, na het van rechtswege eindigen van zijn dienstverband bij Allure, in dienst getreden bij Energie Idee als rayonmanager Noord-Nederland. In haar brief van 12 januari 2016 heeft Allure werknemer gesommeerd om binnen veertien dagen een bedrag van in totaal € 150.000 te voldoen wegens verbeurde boetes voor overtredingen van het geheimhoudingsbeding. Allure heeft werknemer gedagvaard voor de kantonrechter. Zij heeft betaling gevorderd van € 150.000 voor vijftien overtredingen van het geheimhoudingsbeding en € 20.000 voor twee overtredingen van het verbod op nevenwerkzaamheden. De kantonrechter heeft in conventie de vorderingen van Allure afgewezen, met veroordeling van Allure in de proceskosten. Tegen dit oordeel keert werkgever zich in hoger beroep.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat van overtreding van het contractuele geheimhoudingsbeding geen sprake is. Het beding bevat uitsluitend een verbod om vertrouwelijke informatie – waarvan de werknemer kennis heeft gekregen – over te dragen aan ‘derden’. Zowel een grammaticale uitleg van de tekst van de bepaling als hetgeen partijen over en weer redelijkerwijs ten aanzien van deze bepaling mochten verwachten, laten geen andere uitkomst toe dan dat het hier gaat om het niet mogen verstrekken van zakelijke informatie door de werknemer aan derden. Het maakt daarbij op zichzelf geen verschil of werknemer vanaf de aanvang van de arbeidsovereenkomst zakelijke e-mails vanaf zijn zakelijke adres naar zijn privé-e-mailadres heeft verstuurd dan wel dat hij dit alleen in de laatste maanden van zijn dienstverband heeft gedaan. In beide gevallen kan immers niet uit het enkele feit dat zakelijke informatie naar een privé-e-mailadres is verstuurd worden afgeleid, dat sprake is van overtreding van het geheimhoudingsbeding. Om tegen te gaan dat zakelijke en vertrouwelijke informatie (mogelijk) buiten de bedrijfsomgeving komt door opslag op een gegevensdrager of door middel van een e-mail aan een privé-e-mailadres van een werknemer, is een daartoe strekkend beding noodzakelijk. Het ontbreken van een dergelijk beding kan niet worden gerepareerd door in rechte te stellen dat het enkele feit van het versturen van zakelijke informatie naar een privé-e-mailadres reeds overtreding van het geheimhoudingsbeding vormt dan wel dat dit een door werknemer te weerleggen rechtsvermoeden van overtreding van het geheimhoudingsbeding oplevert. Het ligt op de weg van Allure om feiten te stellen die erop wijzen dat werknemer ook daadwerkelijk de op zijn privé-e-mailaccount verkregen gegevens heeft doorgespeeld aan zijn nieuwe werkgever dan wel dat hijzelf de informatie uit de zakelijke e-mails bij Energie Idee gebruikt en heeft gebruikt. Nu werknemer gemotiveerd heeft weersproken dat hij voornoemde gegevens heeft doorgegeven dan wel deze gegevens zelf heeft gebruikt bij de uitoefening van zijn functie bij Energie Idee, lag het op de weg van Allure om een concreet en ter zake dienend bewijsaanbod te doen. Dat ontbreekt. Allure komt in de grieven IV en V in principaal hoger beroep op tegen het oordeel van de kantonrechter dat werknemer niet het nevenwerkzaamhedenbeding heeft overtreden in zijn contact over zonnepanelen met Harkemase Boys, een belangrijke (sponsor)relatie van Allure. Dat werknemer een mogelijke bestelling van zonnepanelen van Harkemase Boys bij Allure tegenover B heeft afgehouden, roept vragen op die tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aan de orde zijn gekomen. Werknemer heeft B gemeld dat Allure geen interesse in het leveren van zonnepanelen zou hebben en heeft vervolgens de naam van zijn contactpersoon bij Energie Idee (zijn huidige werkgever) doorgegeven. Wanneer werknemer (al dan niet terecht) de indruk zou hebben gehad dat F geen interesse had in het uitbrengen van de offerte, dan had het – uit hoofde van hetgeen van een goed werknemer ex artikel 7:611 BW mag worden verwacht – op de weg van werknemer gelegen om nog eens nadrukkelijk bij F te verifiëren of hij hem daarin op juiste wijze had begrepen alvorens – na vooraf overleg met F daarover – B in contact te brengen met E. In dit geval verbiedt het nevenwerkzaamhedenbeding immers het zonder toestemming verlenen van diensten aan een andere onderneming, en daarvan is sprake bij het zonder toestemming koppelen van een klant van Allure met een mogelijke opdracht aan een met Allure concurrerend bedrijf door het verstrekken van gegevens waardoor dat concurrerende bedrijf een offerte kan uitbrengen aan de klant van Allure. Om deze reden slagen de grieven IV en V in principaal hoger beroep. Dientengevolge is werknemer de contractueel overeengekomen boete van € 10.000 voor één overtreding verschuldigd.