Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Halliburton B.V.
Rechtbank Noord-Nederland, 29 januari 2019
ECLI:NL:RBNNE:2019:260

werknemer/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Halliburton B.V.

Finale kwijting in de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst geldt alleen ten aanzien van de ‘jobbonus’, maar geldt niet voor de vordering van werknemer uit hoofde van de verhoging van de pensioenleeftijd.

Feiten

Werknemer is op 1 augustus 2006 in dienst getreden bij Halliburton. Werknemer ontving een rigbonus c.q. jobbonus. Werknemer heeft deelgenomen aan de collectieve pensioenregeling van Halliburton. Per 1 januari 2012 heeft Halliburton de pensioenregeling gewijzigd. Deze pensioenregeling betreft een beschikbarepremieregeling. Werknemer betaalt geen werknemersbijdrage voor zijn pensioenopbouw. Het pensioenreglement is per 1 januari 2015 gewijzigd. De kantonrechter Haarlem heeft in het vonnis van 26 april 2017 geoordeeld dat de jobbonus deel uitmaakt van het 'lastly earned salary'. Op 13 oktober 2017 hebben partijen in een tussen hen gevoerde procedure een schikking bereikt over onder meer de betaling van de jobbonus. In het proces-verbaal leggen partijen daarnaast vast dat zij ter beëindiging van hun geschil niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar finale kwijting verlenen, met uitzondering van de discussie over pensioenaanspraken en de uitbetaling van een bedrag gelijk aan het maximumdagloon gedurende de loonsanctie. Na deze schikking vordert werknemer Halliburton te veroordelen tot het pensioengevend maken van de jobbonus met ingang van 1 augustus 2006 tot het moment waarop de pensioenopbouw stopt en voor recht te verklaren dat Halliburton gehouden is de pensioenschade te vergoeden die werknemer jaarlijks zal lijden bij een pensionering die eerder ingaat dan de op dat moment geldende pensioenrichtleeftijd en die het gevolg is van de verlaagde opbouwpercentages. Halliburton stelt zich op het standpunt dat werknemer niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend.

Oordeel

Indien, zoals hier, sprake is van een vaststellingsovereenkomst die is gesloten tussen partijen die zich hebben bediend van juridisch advies, terwijl de vaststellingsovereenkomst ertoe strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen van partijen nauwkeurig vast te leggen, komt bij de uitleg daarvan aan de tekst van de overeenkomst groot gewicht toe. Partijen zijn overeengekomen dat zij '(…) ter zake van alle onderwerpen van deze geschillen niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar finale kwijting verlenen, met uitzondering van de discussie over pensioenaanspraken (…)'. Met 'deze geschillen' is gedoeld op de jobbonus en de leaseauto want partijen zijn het erover eens dat in die procedure die geschillen aan de orde waren. Ter zake van de jobbonus en de leaseauto hebben partijen elkaar dan over 'alle onderwerpen' finale kwijting verleend. De uitzondering van de finale kwijting kan dan niet ook betrekking hebben op de pensioengevendheid van de jobbonus. Daarover liep immers op dat moment geen discussie. Gelet op het een en ander mocht Halliburton er redelijkerwijs op vertrouwen dat met betrekking tot de jobbonus ter zake van alle onderwerpen, en dus ook de pensioengevendheid, finale kwijting is verleend. Het voorgaande geldt niet voor de vordering van werknemer uit hoofde van de verhoging van de pensioenleeftijd. Dat onderwerp vormde geen geschil tussen partijen in het kader van de vaststellingsovereenkomst waarvoor finale kwijting is verleend. De kantonrechter overweegt het volgende. O.a. artikel 21 van het pensioenreglement bevat een eenzijdig wijzigingsbeding. Halliburton heeft daartoe aangevoerd dat sprake was van een zwaarwichtig belang om aan de wet te voldoen en ook de deelnemers te behoeden tegen fiscale boetes en belasting van de reeds opgebouwde pensioenafspraken. Werknemer betwist de fiscale noodzaak om de pensioenleeftijd te verhogen niet. Daarmee is het zwaarwegend belang gegeven. Volgens de kantonrechter heeft werknemer niet onderbouwd dat hij door de nieuwe pensioenregeling schade lijdt. Werknemer is vrijgesteld van premiebetaling en hij gaat er zelfs op vooruit. Dat er onzekere factoren zijn, is inherent aan elke pensioenregeling. Werknemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat de nieuwe regeling in dit opzicht ongunstiger is dan de oude regeling. De kantonrechter weegt mee dat werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de gevolgen van de nieuwe pensioenregeling voor hem door te rekenen. Werknemer heeft dus de mogelijkheid gehad zijn vordering van een onderbouwing te voorzien, maar daarvan geen gebruik gemaakt. De vorderingen van werknemer worden afgewezen.