Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 5 februari 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:284

werkgeefster/werknemer

Werknemer stelt werkgeefster aansprakelijk na bedrijfsongeval. Veiligheidsvoorschriften zijn in zodanig algemene bewoordingen gesteld dat niet te verwachten viel dat zij zouden leiden tot een handelen of nalaten waardoor het gevaar zou worden vermeden. Bekrachtiging vonnis kantonrechter.

Feiten

Werknemer is sinds 21 april 2008 in dienst bij (een rechtsvoorganger van) werkgeefster. Op 7 september 2011 is werknemer tijdens werktijd met zijn linkervoet bekneld geraakt tussen twee stapelaars (soort kleine heftruck), waardoor zijn voet gekneusd was. Na enkele doorverwijzingen van de huisarts is door de polikliniek orthopedie vastgesteld dat werknemer last had van ‘intra-articulair verlopende fissuur op de basis MT1’ en later werd ook een ‘impressiefractuur van het os naviculare’ van de linkervoet ontdekt. Medio 2012 heeft werknemer zijn werk volledig hervat. Op 27 maart 2013 heeft (de gemachtigde van) werknemer werkgeefster aansprakelijk gesteld voor de schade van werknemer, hetgeen door (de advocaat van) werkgeefster van de hand is gewezen. Werknemer heeft in eerste aanleg – kort gezegd – een verklaring voor recht gevorderd dat werkgeefster aansprakelijk is voor de door werknemer geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het bedrijfsongeval. De verklaring voor recht is door de kantonrechter toegewezen. Werkgeefster komt tegen deze beslissing op.

Oordeel

Klachtplicht

Werkgeefster meent dat aan werknemer geen vordering meer toekomt omdat werknemer niet (tijdig) aan de klachtplicht van artikel 6:89 BW zou hebben voldaan. Werkgeefster is pas op 27 maart 2013 aansprakelijk gesteld en nadat aansprakelijkheid van de hand is gewezen, heeft werknemer zich pas weer bij brief van 6 november 2015 tot werkgeefster gewend. Het hof overweegt hiertoe dat werkgeefster onvoldoende heeft gesteld om aannemelijk te maken dat haar belangen zijn geschaad door het tijdsverloop tussen het moment van ontdekking van de tekortkoming en het moment waarop voor het eerst werd geprotesteerd. Het beroep op de klachtplicht is daarom ongegrond.

Werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW

Tussen partijen staat niet ter discussie dat werknemer op de werkvloer en in de uitoefening van zijn werkzaamheden een ongeval is overkomen. Werkgeefster is voor die schade aansprakelijk, tenzij zij aantoont dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan of de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. Werkgeefster meent dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Zij voert hiertoe onder meer aan dat er veiligheidsvoorschriften zijn, de stapelaar aan alle regelgeving, keurings- en onderhoudseisen voldeed en dat er ten aanzien van de stapelaar op is gewezen dat het verboden is mensen op te tillen met de lepels van de heftrucks. Werknemer betwist dat werkgeefster aan haar zorgplicht heeft voldaan en stelt dat zij niet heeft gewaarschuwd voor de specifieke gevaren van (het gebruik van) de stapelaar en dat werkgeefster kan worden verweten dat zij geen (afdoende) maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat een medewerker zich laat voortduwen door een stapelaar. Het hof oordeelt dat werkgeefster niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Voor werkgeefster was voorzienbaar dat de stapelaar mogelijk door werknemer gebruikt zou worden, zoals dat door werknemer is gedaan. De waarschuwingen in de veiligheidsvoorschriften en instructies waren niet genoegzaam. Zij zijn in zodanig algemene bewoordingen gesteld dat niet te verwachten viel dat zij zouden leiden tot een handelen of nalaten waardoor het gevaar zou worden vermeden. Werkgeefster had in ieder geval nauwer toezicht behoren te houden op de behoorlijke naleving van door haar te geven instructies en gehanteerde veiligheidsvoorschriften. Ook het beroep van werkgeefster op opzet of bewuste roekeloosheid faalt. Anders dan werkgeefster kennelijk meent, is namelijk niet gebleken dat bij de door haar beschreven toedracht van het ongeval sprake is van een zodanig gevaarlijke gedraging dat reeds daaruit volgt dat werknemer onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval daadwerkelijk besefte (of moet hebben beseft) dat hij zich daarvan in verband met de aanmerkelijke kans op verwezenlijking van het daardoor in het leven geroepen gevaar had behoren te onthouden. Het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd.