Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 24 januari 2019
ECLI:NL:RBMNE:2019:1282
Sime Darby Unimills B.V./Federatie Nederlandse Vakbeweging
Feiten
De moedervennootschap verwacht van Sime Darby Unimills (hierna: Sime), dat in de afgelopen vier jaren beneden verwachting heeft gepresteerd, dat er vanaf 2019 meer waarde uit de Nederlandse vestiging wordt gehaald, en wel door middel van bezuinigingen en efficiencyverhoging. Momenteel wordt binnen Sime nagedacht over, en geëxperimenteerd met, een andere werkwijze en het terugbrengen van een vijfploegen- naar een drieploegenrooster. Hierdoor kan mogelijk het aantal arbeidsplaatsen aanzienlijk worden teruggebracht. FNV is, samen met CNV Vakmensen, aan werknemerszijde partij bij de ondernemings-cao van Sime. Tussen Sime enerzijds en FNV en CNV anderzijds hebben op verschillende momenten onderhandelingen plaatsgevonden over een nieuwe ondernemings-cao voor de duur van achttien maanden. Over een deel van de voorgestelde wijzigingen hebben de partijen inmiddels overeenstemming bereikt. Over de resterende gesprekonderwerpen verschilt Sime met de vakbonden van mening. Sime heeft aangekondigd pas op 20 februari 2019 verder te willen praten. FNV en CNV Vakmensen hebben meegedeeld zich niet te willen neerleggen bij een opschorting van het cao-overleg. FNV heeft op 17 januari 2019 collectieve acties, waaronder algehele werkonderbrekingen voor korte of langere duur, stiptheidsacties en estafettestakingen aangekondigd. Sime vordert in kort geding dat het aan FNV met onmiddellijke ingang wordt verboden om vóór 31 maart 2019 aan haar leden oproepingen of aansporingen tot collectieve acties bij Sime te doen uitgaan.
Oordeel
De door FNV voorgenomen collectieve acties bij Sime moeten worden aangemerkt als collectief optreden in de zin van artikel 6 sub 4 ESH. De cao is de uitkomst van het vrije spel van de onderlinge krachtsverhouding, en is daarmee het prototype van een belangengeschil. Voor zover Sime Darby Unimills heeft bedoeld te betogen dat de collectieve acties niet onder de bescherming van artikel 6 sub 4 ESH vallen, volgt de voorzieningenrechter haar niet. Gezien de strekking van deze verdragsbepaling – het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen – en mede gelet op het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, is een werknemersorganisatie in beginsel vrij in de keuze van de middelen om haar doel te bereiken. Of (nog) sprake is van een collectieve actie wordt bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Juist nu Sime in dit kort geding de voor haar bedrijf te verwachten schade en de door haar afnemers uit te oefenen druk zo heeft benadrukt, moet worden aangenomen dat collectieve acties haar kunnen doen besluiten om het overleg over de nieuwe cao op korte termijn te hervatten en alsnog aan de eisen van de vakbonden tegemoet te komen. In beginsel moeten de voorgenomen acties worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het sociale grondrecht op collectieve actie. De voorzieningenrechter volgt Sime niet in haar standpunt dat het cao-overleg nog volop gaande is en FNV daarom te vroeg naar het stakingswapen grijpt. Vast staat dat Sime tot 20 februari 2019 niet verder wenst te onderhandelen. Aan het belang aan werknemerszijde doet bepaald niet af dat er inmiddels over een deel van de door de vakbonden ingebrachte voorstellen overeenstemming is bereikt. De resterende geschilpunten worden door de FNV-leden beschouwd als de essentialia van een nieuwe cao. Dat er volgens Sime nog geen sprake is van een ‘eindbod’ harerzijds, betekent niet dat de acties niet als ‘ultimum remedium’ kunnen worden beschouwd. Het is niet onbegrijpelijk dat FNV het cao-overleg niet wil opschorten, nu de looptijd van de oude cao reeds is verstreken. Wat de financiële schade betreft die de acties voor Sime en haar afnemers zullen hebben, wijst de voorzieningenrechter erop dat dergelijke schade inherent is aan het voeren van collectieve actie. Dat sprake is van een zodanige buitenproportionele schade dat een beperking van de acties gerechtvaardigd is, is gesteld noch gebleken. Nu niet in geschil is dat bij de collectieve acties geen hogere belangen, zoals de openbare orde of de volksgezondheid, zijn betrokken, is een verbod of beperking van de collectieve acties maatschappelijk gezien niet dringend noodzakelijk. De vordering van Sime wordt afgewezen.