Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 15 maart 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:2158
werknemer/Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Feiten
Werknemer is op 1 juni 2012 in dienst getreden bij Havenbedrijf Rotterdam N.V. In zijn functie was hij onder andere verantwoordelijk voor het technisch beheer van de informatievoorzieningen binnen Havenbedrijf en gaf hij leiding aan circa 15 medewerkers. Vanaf 1 januari 2018 was hij tevens het hoofd van zijn afdeling. Op 24 juli 2018 is werknemer op staande voet ontslagen. Uit de ontslagbrief blijkt dat Havenbedrijf een aantal ontslaggronden (ook afzonderlijk) ten grondslag heeft gelegd aan het ontslag, waaronder dat werknemer volgens Havenbedrijf bewust substantiële (financiële) schade heeft toegebracht aan Havenbedrijf door een heimelijke betalingsconstructie op te zetten met een ander bedrijf, FMS, althans daaraan mee te werken, waardoor Havenbedrijf een bedrag van € 457.319,50 aan FMS heeft betaald, zonder dat FMS hiervoor enige tegenprestatie heeft geleverd. Uit intern onderzoek door KPMG is gebleken dat werknemer een overeenkomst tussen FMS en Havenbedrijf valselijk heeft opgemaakt. De overeenkomst zou zijn geantedateerd en twee handtekeningen zouden zijn ingekopieerd. Werknemer verzoekt in de onderhavige procedure veroordeling van Havenbedrijf tot betaling van de transitievergoeding ten bedrage van € 19.702,48 bruto. Dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot een einde is gekomen is niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, aldus werknemer.
Oordeel
Het geschil spitst zich allereerst toe op de vraag of werknemer een heimelijke betalingsconstructie heeft opgezet met FMS, althans daaraan heeft meegewerkt, waardoor hij substantiële (financiële) schade heeft toegebracht aan Havenbedrijf. Beide partijen hebben zich immers op het standpunt gesteld dat, indien het voorgaande het geval is, dat handelen van werknemer ernstig verwijtbaar is en de kantonrechter volgt partijen in dit standpunt. Havenbedrijf heeft onder meer het rapport van KPMG naar aanleiding van het onderzoek naar de geconstateerde financiële onregelmatigheden binnen Havenbedrijf en een transactieoverzicht van de bankrekening van FMS overgelegd en daarbij zowel schriftelijk als mondeling ter zitting een toelichting gegeven. Uit de toelichting is gebleken dat werknemer een familielid was van de bestuurder en enig aandeelhouder van FMS en dat zij contact met elkaar hadden in de periode dat FMS aan Havenbedrijf facturen zond. Verder is gebleken dat de betalingen van Havenbedrijf aan FMS de enige ‘zakelijke’ inkomsten van FMS waren. Gebleken is dat tussen Havenbedrijf en FMS nimmer een rechtsgeldige overeenkomst heeft bestaan (werknemer had een voorbeeldovereenkomst voorzien van valse handtekeningen en geantedateerd), terwijl FMS nooit arbeidskrachten aan Havenbedrijf ter beschikking heeft gesteld of een andere prestatie heeft geleverd. FMS heeft ten onrechte facturen aan Havenbedrijf verzonden en de door FMS aan Havenbedrijf gefactureerde bedragen zijn onverschuldigd betaald. Deze toelichting geeft het beeld van werknemer als de spil in frauduleuze praktijken. Havenbedrijf heeft haar kant van het verhaal naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd. Werknemer heeft zijn stelling dat hij niet heeft meegewerkt aan een heimelijke betaalconstructie met FMS niet deugdelijk onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat in rechte als vaststaand wordt aangenomen dat werknemer opzettelijk heimelijk een betalingsconstructie heeft opgezet teneinde Havenbedrijf te bewegen betalingen te doen waarvoor geen grondslag aanwezig was, welke bedragen in ieder geval deels door werknemer in privé zijn ontvangen. Dit handelen heeft tot het ontslag op staande voet van werknemer geleid. Omdat dit handelen, zoals eerder vermeld, ernstig verwijtbaar is, is de verzochte transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 7 aanhef en sub c BW niet toewijsbaar.