Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 11 april 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:3662
Werknemer/Vereniging
Feiten
Bij beschikking van 28 maart 2018 heeft het hof de vereniging toegelaten tot het bewijs dat gebiedsmanager 1 bij gelegenheid van het door hem met werknemer gevoerde telefonische gesprek begin maart 2017 heeft gezegd dat werknemer niet in [plaats 1] mocht komen en/of contact mocht hebben met X. Ter uitvoering hiervan heeft de vereniging diverse gebiedsmanagers als getuigen gehoord. Werknemer is als partijgetuige gehoord. Partijen hebben zich uitgelaten over de bewijslevering.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat de vereniging niet is geslaagd in het bewijs waartoe zij is toegelaten. Aan het bewuste telefoongesprek op 17 maart 2017 hebben alleen gebiedsmanager 1 en werknemer deelgenomen. De enkele verklaring van gebiedsmanager 1 dat tijdens het telefoongesprek aan de orde is geweest dat werknemer niet in [plaats 1] mocht komen, is onvoldoende om het bewijs geleverd te achten. In de tussenbeschikking is reeds overwogen dat het handelen van werknemer en in het bijzonder diens bezoek op 24 maart 2017 aan zijn collega X op haar werkplek in [plaats 1], tegen de achtergrond van de voorgeschiedenis in 2012-2014 waarbij sprake was van grensoverschrijdend en ontoelaatbaar gedrag van werknemer jegens X die geleid heeft tot zijn overplaatsing, verwijtbaar is. Er was sprake van het nodige tijdsverloop tussen de gedragingen van werknemer die hebben geleid tot zijn overplaatsing in 2014 en het bezoek van werknemer aan [plaats 1] in maart 2017. Nu niet is komen vast te staan dat werknemer in het telefoongesprek van 17 maart 2017 opnieuw is aangezegd (en gewaarschuwd) om niet meer in [plaats 1] te komen en/of contact te hebben met X, tegen de achtergrond dat werknemer na zijn overplaatsing ten minste tweemaal regulier en dus met medeweten en goedvinden van zijn werkgeefster op het kantoor in [plaats 1] was geweest, is het hof van oordeel dat de door de vereniging aangevoerde omstandigheden onvoldoende zijn om te komen tot de kwalificatie dat werknemer met zijn bedoelde verwijtbare gedragingen tevens ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten als bedoeld in artikel 7:673 BW. Het hof wijst de transitievergoeding en één maand loon toe.