Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 6 mei 2019
ECLI:NL:RBGEL:2019:1942
Afvalcombinatie 'De Vallei' Gemeenten B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is op 1 februari 2000 bij Afvalcombinatie 'De Vallei' Gemeenten B.V. (hierna: ACV) in dienst getreden in de functie van medewerker groenvoorziening. ACV hanteert huis- en gedragsregels waarin onder meer is opgenomen dat het meenemen van goederen niet is toegestaan. In november 2016 heeft ACV werknemer op staande voet ontslagen. ACV verwijt werknemer dat hij in het KCA-depot is geweest, dat dit niet is toegestaan en dat hij medicijnen uit het KCA-depot zou hebben meegenomen. Na correspondentie is gebleken dat werknemer ten tijde van het ontslag op staande voet onder medische behandeling stond en aldus arbeidsongeschikt was. ACV heeft daartoe het ontslag op staande voet – onder de voorwaarde dat werknemer niet meer in het KCA-depot zou komen – ingetrokken. Werknemer heeft deze voorwaarde geaccordeerd. Per 7 december 2018 heeft ACV werknemer geschorst omdat werknemer wederom gezien is bij het KCA-depot. Eveneens zou werknemer opnieuw een goed van ACV hebben meegenomen. ACV heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op primair de e-grond en subsidiair de g-grond.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat ACV haar ontbindingsverzoek baseert op twee incidenten, te weten: het zich toe-eigenen van een goed en het aanwezig zijn op het KCA-depot. Ten aanzien van het zich al dan niet toe-eigenen van een goed dat toebehoort aan ACV oordeelt de kantonrechter als volgt. Op camerabeelden van 29 november 2018 is te zien dat werknemer met een goed in zijn handen langs containers loopt en vervolgens op zijn scooter wegrijdt. Op de camerabeelden is niet te zien dat werknemer het goed uit een van de containers haalt. Wanneer werknemer in beeld komt, heeft hij het goed immers al in zijn handen. Nu op de camerabeelden niet te zien is waar het goed vandaan komt en werknemer heeft uitgelegd dat hij het goed van huis heeft meegenomen, is niet komen vast te staan dat werknemer een goed van ACV heeft meegenomen. Dit betekent dat ACV niet aannemelijk heeft gemaakt dat werknemer heeft gehandeld in strijd met de huis- en gedragsregels. Ten aanzien van het al dan niet in strijd handelen met de voorwaarde dat het werknemer niet is toegestaan om aanwezig te zijn op het KCA-depot oordeelt de kantonrechter als volgt. Tussen partijen staat ter discussie wat onder ‘aanwezig zijn op het KCA-depot’ moet worden verstaan. ACV stelt zich op het standpunt dat de afspraak met werknemer – dat het hem niet is toegestaan om aanwezig te zijn op het KCA-depot – inhoudt dat hij niet in de ruimtes van het KCA-depot en de sorteerruimte mag komen en evenmin onder het afdak van de laad- en losplaats. De kantonrechter volgt de door ACV gegeven ruime uitleg van de voorwaarde ‘het is u niet toegestaan om aanwezig te zijn op het KCA-depot van ACV’ niet. Als het werknemer ook niet was toegestaan onder of nabij het afdak te komen, dan had ACV dit duidelijk(er) moeten opnemen in de voorwaarde. Nu de ruime uitleg van de voorwaarde niet wordt gevolgd, levert de aanwezigheid van werknemer onder of nabij het afdak geen schending op van de tussen partijen overeengekomen voorwaarde. Het voorgaande leidt ertoe dat het primaire verzoek van ACV zal worden afgewezen. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek oordeelt de kantonrechter dat de hiervoor vastgestelde eenmalige schending van het verbod om op het KCA-depot aanwezig te zijn onvoldoende is voor het aannemen van een dergelijke verstoring van de arbeidsrelatie. De kantonrechter wijst derhalve de verzoeken af.