Naar boven ↑

Rechtspraak

Ondernemingsraad van X/X
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 9 mei 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:1789

Ondernemingsraad van X/X

Mededeling van bestuurder dat elke aanspraak op verlof boven de garantieregeling wordt geweigerd, is geen wijziging van de vakantie- en verlofregeling en instelling beperkte dienstregeling is geen wijziging van de arbeids- en rusttijdenregeling. In beide gevallen geen instemming OR nodig.

Feiten

Onderneming X (hierna: ‘X’) exploiteert openbaar vervoer in de stadsregio A en in de stadsregio B. Voor de door X in stand gehouden onderneming is een ondernemingsraad (hierna: ‘OR’) ingesteld. Tussen de OR en X zijn drie geschillen ontstaan. Geschil I heeft betrekking op de vraag of er sprake is van een wijziging van de bij X geldende vakantie- en verlofregeling, geschil II heeft betrekking op de vraag of er sprake is van een wijziging in de arbeids- en rusttijdenregeling en geschil III heeft betrekking op de vraag of de kosten die de OR heeft gemaakt voor de advisering en het aanhangig maken van de procedure in verband met voorgaande aangelegenheden voor rekening van X dienen te komen. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de verzoeken van de OR met betrekking tot geschil I en geschil II afgewezen en X veroordeeld tot betaling van de door de OR gemaakte kosten in verband met onderhavige procedure (geschil III). Het hoger beroep van de OR richt zich tegen de afwijzing van de verzoeken van de OR betreffende de vakantie- en verlofregelingen (I) en de arbeid- en rusttijdenregeling (II).

Oordeel

Ten aanzien van de vakantie- en verlofregeling overweegt het hof als volgt. In de vakantie- en verlofregelingen welke binnen X van toepassing zijn, is enerzijds een procedure met betrekking tot een aaneengesloten vakantie opgenomen en anderzijds is er voor wat betreft de opname van ‘losse’ dagen een garantieregeling opgenomen. De OR vernam tijdens een overlegvergadering op 24 april 2018 van zijn bestuurder dat er vanaf 2018 geen verlof meer zou worden toegekend aan werknemers bij X, buiten de aanspraken op basis van de vakantie- en verlofregelingen. Elke aanvraag boven (het geldend percentage van) de garantie(regeling) zou worden geweigerd, zo luidde de mededeling. Volgens de OR is deze mededeling te beschouwen als een besluit in de zin van artikel 27 lid 1 onder b WOR en hij heeft aldus de nietigheid van dit besluit ingeroepen. De OR heeft zijn stelling, dat vóór 26 april 2018 in geval van aanvragen boven het garantiepercentage steeds een (hof: afzonderlijke) afweging conform artikel 7:638 lid 2 BW plaatsvond, niet onderbouwd en in die zin evenmin onderbouwd dat het beleid vóór 26 april 2018 anders was dan dat na 26 april 2018. Daarentegen heeft X wél onderbouwd dat er sprake is van bestaand en bestendig beleid door overlegging van de overzichten van de verlofaanvragen over de periode 1 januari 2018 tot en met eind september 2018, waaruit blijkt dat zowel vóór als na 26 april 2018 aanvragen die de garantienorm overstijgen in de regel werden en worden afgewezen. Het hof acht derhalve voldoende aannemelijk dat er op 24 april 2018 geen sprake is geweest van een wijziging(sbesluit) van de vakantie- en verlofregeling als bedoeld in artikel 27 lid 1 (sub b) WOR. De enige wijziging die heeft plaatsgevonden is de verandering in het percentage garantieverlof voor bepaalde maanden, en daarmee heeft de OR uitdrukkelijk ingestemd. Het verzoek van de OR wordt derhalve afgewezen. Ten aanzien van de arbeid- en rusttijdenregeling overweegt het hof als volgt. Op 19 mei 2018 hebben de vakbonden hun leden opgeroepen het werk neer te leggen. X heeft in reactie hierop een beperkte dienstregeling vastgesteld, waarbij (door welwillend personeel en uitzendkrachten) minder ritten werden gereden dan in de normale situatie. De OR is van mening dat dit een wijziging van het dienstrooster oplevert, die niet ter instemming aan de OR is voorgelegd terwijl dit wel had gemoeten. X heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat op 19 mei 2018 geen wijziging van het dienstrooster heeft plaatsgevonden. Met de beschikbare chauffeurs (werkwillenden en uitzendkrachten) is gedeeltelijke uitvoering aan het bestaande dienstrooster gegeven, onder handhaving van de arbeids- en rusttijden. Van een schending van het instemmingsrecht ex artikel 27 lid 1 sub b WOR respectievelijk artikel 19 CAO OV is dus geen sprake. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.