Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werkneemster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 14 mei 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:1827

werkgever/werkneemster

Werkgever die geen enkele actie heeft ondernomen naar aanleiding van de mededelingen van werkneemster dat zij zich door het gedrag van de directeur niet in staat achtte haar werkzaamheden nog te verrichten, dient op grond van artikel 7:628 BW het loon van werkneemster door te betalen.

Feiten

Het gaat in deze zaak onder meer over het antwoord op de vraag of werkgever gehouden is het (volledige) loon van werkneemster te betalen over de periode van 13 november 2015 tot 28 februari 2016. Werkneemster stelt dat zij in de betrokken periode situatief arbeidsongeschikt was, door spanningen die het gevolg waren van de wijze waarop de directeur/eigenaar van werkgever haar benaderde. Werkneemster heeft zich als gevolg hiervan op 13 november 2015 ziek gemeld. Werkneemster heeft haar vordering primair gegrond op artikel 7:628 lid 1 BW omdat volgens haar de oorzaak waardoor zij niet heeft gewerkt in redelijkheid voor rekening van de werkgever komt. Werkgever betwist gehouden te zijn tot betaling van het loon omdat werkneemster niet door ziekte verhinderd was om haar werkzaamheden te verrichten. Dat zij niet ziek was, blijkt volgens werkgever uit het feit dat zij in de betrokken periode wel bij haar andere werkgever heeft gewerkt. De vordering van werkneemster is door de kantonrechter toegewezen. De kantonrechter heeft daartoe – kort samengevat – overwogen dat onder de omstandigheden van dit geval van werkneemster in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij op grond van artikel 7:629a lid 1 BW een verklaring van een deskundige benoemd door het UWV (ook wel second opinion genoemd) in het geding brengt. Onder die omstandigheden rekent de kantonrechter dat werkgever (in strijd met art. 14a lid 2 van de Arbeidsomstandighedenwet) geen overeenkomst met een arbodienst heeft die haar kan bijstaan bij de begeleiding van arbeidsongeschikte werknemers. Ook heeft werkgever geen andere deskundige ingeschakeld die een door haar betwiste ziekte van een werkneemster kan controleren. Werkgever heeft zijn betwisting van het waarheidsgehalte van de ziekte van werkneemster niet kunnen staven en dat betekent volgens de kantonrechter dat de oorzaak waardoor de werkneemster niet heeft gewerkt in redelijkheid voor rekening van werkgever komt zodat werkneemster haar aanspraak op loon heeft behouden.

Oordeel

Bij situatieve arbeidsongeschiktheid rijst de vraag in hoeverre gezegd kan worden dat de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen, als bedoeld in artikel 7:628 lid 1 BW. Hoewel werkgever heeft betwist dat er sprake is geweest van ongewenste belangstelling en aandacht van zijn directeur voor werkneemster, welke werkneemster als stalking zou hebben ervaren, staat vast dat werkgever zich niet heeft laten bijstaan door een arbodienst en dat hij evenmin een bedrijfsarts of andere deskundige heeft ingeschakeld toen werkneemster zich ziek meldde vanwege de arbeidsomstandigheden. Werkgever heeft geen enkele actie ondernomen naar aanleiding van de mededelingen van werkneemster dat zij zich door het gedrag van de directeur van werkgever niet in staat achtte haar werkzaamheden nog te verrichten. In het licht van deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat werkneemster haar arbeid niet heeft kunnen verrichten door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van werkgever behoort te komen zodat zij recht heeft op doorbetaling van haar volledige loon (art. 7:628 BW). Werkneemster heeft op grond van artikel 7:628 BW recht op volledige doorbetaling van haar loon. Ook indien sprake zou zijn van een vordering tot loondoorbetaling na ziekte, kan onder de omstandigheden van dit geval van werkneemster niet worden verwacht dat zij een verklaring ingevolge artikel 7:629a lid 1 BW in het geding brengt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.