Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Leiden), 23 april 2019
ECLI:NL:RBZWB:2019:2211
werknemer/Kemkens Service en Installatie B.V.
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 juli 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst van Kemkens Service en Installatie B.V. (hierna: Kemkens) getreden in de functie van servicemonteur. Hij viel na re-integratie eind 2018 ziek uit wegens schouderklachten. Nadat hij zijn werkzaamheden weer had hervat, viel hij op 5 februari 2019 opnieuw ziek uit. De Arboarts heeft werknemer op 13 februari 2019 onderzocht en partijen geadviseerd om in gesprek te gaan. Bij e-mailbericht van 14 februari 2019 heeft Kemkens werknemer uitgenodigd, om het door de Arboarts voorgestelde gesprek op het kantoor in Oss te voeren. Werknemer heeft aan Kemkens medegedeeld dat hij wegens schouderklachten niet kan autorijden en voorgesteld het gesprek op een andere plek te laten plaatsvinden dan wel telefonisch te voeren. Kemkens reageert hierop onder meer met de opmerking dat de bedrijfsarts geen beperkingen voorschrijft, zodat zij niet inziet waarom dit gesprek niet plaats kan vinden en dat de gevolgen van niet-verschijnen voor werknemers rekening zijn. Bij brief van 20 februari 2019 heeft Kemkens aan werknemer medegedeeld dat zijn salarisbetaling met ingang van 19 februari 2019 is stopgezet, tot aan het moment dat hij wel meewerkt aan de beoogde re-integratie. Op 11 maart 2019 stelt de bedrijfsarts vast dat werknemer niet in staat is om zelfstandig auto te rijden naar Oss en wel in staat is om met het openbaar vervoer te reizen, maar aangeeft geen geld te hebben voor een treinkaartje. Werknemer vordert Kemkens te veroordelen tot betaling van achterstallig salaris over de periode 19 februari 2019 tot en met 13 maart 2019. Werknemer legt aan zijn vordering ten grondslag dat niet vooraf was gewaarschuwd dat Kemkens tot een loonstop over zou gaan, dat de reden van de loonstop niet wordt vermeld en dat derhalve in strijd met artikel 7:629 lid 7 BW is gehandeld. Daarnaast zou het niet verschijnen op een gesprek niet onder een van de opgesomde wettelijke gronden voor een loonstop vallen.
Oordeel
Uit artikel 7:629 lid 7 BW, noch uit de Kamerstukken, volgt dat de werkgever de werknemer eerst behoort te waarschuwen dat het geen gevolg geven aan een oproep tot stopzetten van het loon zal leiden. Kemkens heeft in haar brief van 20 februari 2019 onverwijld en met vermelding van de reden aan werknemer medegedeeld dat zij tot een loonstop is overgegaan. Werknemer is daardoor tijdig in staat gesteld de nodige maatregelen te treffen voor de gevolgen van de loonstop. Aan het vereiste van voornoemd wetsartikel is derhalve voldaan. Hoewel Kemkens door werknemer op 14 en 19 februari 2019 op de hoogte is gebracht van zijn schouderklachten en daardoor niet voor het gesprek met de auto naar Oss kon rijden, is Kemkens daaraan voorbijgegaan. Kemkens heeft daarna uit het niet verschijnen van werknemer op het gesprek van 19 februari 2019 geconcludeerd dat werknemer geen recht heeft op loon, nu hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak conform artikel 7:629 lid 3 sub e BW. De Arboarts heeft echter in zijn rapport van 11 maart 2019 bevestigd dat werknemer niet in staat was auto te rijden. Hieruit blijkt dat de grond waarop Kemkens de loonstop heeft ingesteld onterecht was. Kemkens is om die reden gehouden het loon over de periode 19 februari 2019 tot en met 13 maart 2019 te voldoen. De desbetreffende vordering wordt derhalve toegewezen.