Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Y
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 6 juni 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:2048

werkneemster/Stichting Y

Kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ten onrechte ontbonden wegens bedrijfseconomische redenen, omdat sprake is van een opzegverbod. Uitzondering op opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing, omdat geen sprake is van volledige bedrijfsbeëindiging. Herstel arbeidsovereenkomst.

Feiten

Werkneemster is met ingang van 18 februari 1981 als ambtenaar in dienst geweest van het Streekgewest Oostelijk Zuid-Limburg. In 1998 zijn de tot de regio Parkstad behorende gemeenten samenwerkingsverband ‘X’ aangegaan (hierna: ‘X’). De uitvoering van de taken van X is toebedeeld aan Y. Op 1 juli 1999 is werkneemster op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Y en is de aanstelling bij het Streekgewest geëindigd. Werkneemster is sinds 15 december 2017 door ziekte arbeidsongeschikt. Bij beslissing van 20 juni 2018 heeft het UWV de door Y verzochte toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst geweigerd vanwege een opzegverbod. Verder heeft het UWV overwogen dat de door Y bepleite uitzondering op het opzegverbod niet opgaat omdat Y de formele werkgever is van werkneemster en er geen sprake is van een volledige bedrijfsbeëindiging. In eerste aanleg heeft Y verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens bedrijfseconomische redenen. De kantonrechter heeft de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 30 november 2018. Tegen dit oordeel keert werkneemster zich in hoger beroep.

Oordeel

Niet in geschil is dat werkneemster vanaf 15 december 2017 arbeidsongeschikt is en dat zij dat al was toen het verzoekschrift in deze procedure is ingediend en dat ook niet te verwachten was dat zij binnen vier weken na het moment waarop het UWV heeft beslist op het verzoek om toestemming, weer hersteld zou zijn. Dit brengt mee dat sprake is van een opzegverbod tijdens ziekte. Het opzegverbod tijdens ziekte is niet van toepassing indien opzegging geschiedt wegens de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming. Het ligt voor de hand om voor de betekenis van het begrip ‘onderneming’ aan te knopen bij artikel 7:662 e.v. BW. Volgens Y bestaan haar bedrijfsactiviteiten uit het in stand houden, beheren en exploiteren van een ‘A’ te C, waaronder het organiseren van evenementen in en om de A. Voor de vraag of X als een zelfstandige onderneming moet worden beschouwd is echter doorslaggevend hoe de feitelijke situatie was, met name ten tijde van de ontslagvergunningaanvraag. Wanneer deze situatie in aanmerking wordt genomen, moet geconcludeerd worden, dat van de door Y gestelde strikte scheiding tussen de A en X, in de praktijk geen sprake was. Uit het arbeidscontract van werkneemster blijkt niet dat zij bij een bepaald bedrijfsonderdeel van Y in dienst is getreden. Werkneemster verrichtte ook geregeld werkzaamheden in A. Y was op één adres gehuisvest en de materiële activa van de onderneming werden ten behoeve van alle bedrijfsactiviteiten ingezet. Ter zitting is verder naar voren gekomen dat X de laatste jaren niet meer onder een (eigen) (afdelings)leiding heeft gestaan, in tegenstelling tot hetgeen bij een zelfstandige onderneming gebruikelijk is. Uit het handelsregister blijkt ook niet dat Y twee bedrijfsonderdelen had. Er is maar één activiteit geregistreerd, namelijk het beheren van een A. Van de situatie dat Y twee zelfstandige ondernemingen had en dat de opheffing van X beschouwd moet worden als een bedrijfsbeëindiging als bedoeld in artikel 7:670a lid 2 sub d BW, is gelet op het voorgaande geen sprake. Derhalve geldt de in artikel 7:670a lid 2 sub d BW omschreven uitzondering niet en blijft het opzegverbod tijdens ziekte van toepassing. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen partijen ten onrechte ontbonden. Het hof zal de arbeidsovereenkomst herstellen met ingang van 1 december 2018, onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde functie als de beëindigde arbeidsovereenkomst. Het hof zal Y veroordelen om aan werkneemster haar (achterstallig) salaris te betalen vanaf 1 december 2018 tot aan de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd, waarover Y wettelijke rente is verschuldigd.