Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 11 juni 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:2106
X/Openbaar lichaam op basis van gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Limburg-Noord
Feiten
X is met ingang van 1 januari 2013 door Veiligheidsregio Limburg-Noord aangesteld als vrijwilliger, laatstelijk in de functie van Manschap B in de rang van Hoofdbrandwacht. Vanaf 1 april 2014 verricht X diensten als chauffeur van het Snel InterventieVoertuig (hierna: SIV). Bij aanwijzingsbesluit van 27 november 2017 is X per 1 december 2017 aangewezen als brandweerchauffeur zwaar voor alle voorrangsvoertuigen van de Veiligheidsregio Limburg-Noord. X is per 6 november 2018 arbeidsongeschikt geraakt. Op 21 december 2018 heeft X een afwijzing gekregen op zijn aanvraag van 19 december 2018 tot doorbetaling van loon. In kort geding heeft X gevorderd dat de kantonrechter de Veiligheidsregio Limburg-Noord veroordeelt tot onder meer (door)betaling van achterstallig loon en continuering van de loondoorbetaling met inachtneming van de CAR-UWO en subsidiair artikel 7:629 lid 1 BW. Bij het bestreden vonnis is X niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Tegen dit oordeel keert X zich in hoger beroep.
Oordeel
Het hof oordeelt de zaak voldoende spoedeisend voor behandeling in kort geding. Het aan het hof voorliggende geding spitst zich toe op de door X bedoelde arbeid als brandweerman die hij vanaf 1 april 2014 daarnaast in de hoedanigheid van arbeidscontractant-oproepkracht bij diverse andere posten stelt te hebben verricht. Voor zover X loon(door)betaling claimt met inachtneming van primair de CAR-UWO overweegt het hof dat de CAR-UWO in het door X ingeroepen artikel 2:5:4 een aanspraak op betaling bij ziekte toekent aan de in artikel 2:5 lid 1 bedoelde arbeidscontractant-oproepkracht. X valt daar naar het voorlopig oordeel van het hof echter niet onder. Voor zover X zich daartoe beroept op een arbeidsverhouding naar burgerlijk recht die volgens hem ontstond toen hij krachtens mondelinge oproepovereenkomst bij Veiligheidsregio Limburg-Noord in dienst zou zijn getreden, is ook niet voldaan aan de daartoe in artikel 2:5 lid 2 CAR-UWO gestelde vereisten, nu een dergelijke overeenkomst schriftelijk overeengekomen moet worden. Voor zover X aanspraak maakt op loon(door)betaling tijdens ziekte met inachtneming van subsidiair artikel 7:629 lid 1 BW overweegt het hof dat dit artikellid een aanspraak op loon(door)betaling bij ziekte toekent aan de werknemer die arbeid verricht op basis van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Van een dergelijke situatie is geen sprake. En zelfs voor het geval dat de door X bedoelde rechtsverhouding tot Veiligheidsregio Noord-Limburg in beginsel zou kwalificeren als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW, staat artikel 7:615 daaraan in de weg. Voor anticipatie op Wnra ziet het hof geen enkele aanleiding. Nu niet is gebleken dat de door X verrichte beschikbaarheidsdiensten ten behoeve van andere posten dan de post A zijn verricht op grond van een daartoe schriftelijk met de Veiligheidsregio Limburg-Noord aangegane arbeidsovereenkomst, neemt het hof voorshands aan dat zij zijn verricht op grond van een aanwijzing als bedoeld in artikel 2:1B lid 2 CAR-UWO. De besluiten van 1 april 2014 en 27 november 2017 waarbij X is aangewezen als chauffeur licht respectievelijk chauffeur zwaar, zijn aanwijzingsbesluiten. Het hof gaat er vooralsnog van uit dat deze aanwijzingen zijn geschied op grond van het eerder gegeven aanstellingsbesluit dat ten grondslag ligt aan de aanstelling voor de post A als onderdeel van de Veiligheidsregio Limburg-Noord. Bij het bestreden vonnis is terecht de bevoegdheid van de bestuursrechter aangenomen ten aanzien van besluiten die de rechtspositie van X betreffen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen.