Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 25 juli 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:2819

Werknemer/werkgeefster

De ontslagbrief is vooral feitelijk. De feiten zijn echter niet zo duidelijk dat daaruit een dringende reden voortvloeit, ook niet als ze worden gecombineerd. Geen billijke vergoeding, omdat als werknemer zich niet zou hebben neergelegd bij het ontslag van 30 mei 2018 en dit ontslag zou zijn vernietigd, de overeenkomst zou zijn geëindigd als gevolg van het (voorwaardelijk gegeven) ontslag op staande voet.

Feiten

Werknemer is op 1 januari 2010 in dienst getreden bij werkgeefster. Werknemer is op 30 mei 2018 op staande voet ontslagen. Werkgeefster heeft hier kort gezegd aan ten grondslag gelegd dat werknemer, dan wel zijn echtgenote, goederen die afkomstig zijn van werkneemster op internet te koop heeft aangeboden en deels ook heeft verkocht. Op 27 juni 2018 is werknemer daarnaast voorwaardelijk, voor het geval het reeds gegeven ontslag geen stand zou houden, op staande voet ontslagen. Hieraan heeft werkgeefster ten grondslag gelegd dat uit e-mails kan worden opgemaakt dat werknemer buiten werkgeefster om de afspraak heeft gemaakt dat hij persoonlijk een bedrag ontvangt dat verband houdt met of voortvloeit uit de activiteiten van werkgeefster of de werkzaamheden voor werkgeefster. De kantonrechter heeft over het eerste ontslag op staande voet geoordeeld dat dit niet rechtsgeldig is gegeven, omdat de dringende reden daarvoor ontbrak. Aan werknemer is de transitievergoeding toegekend, alsmede de gefixeerde schadevergoeding. De billijke vergoeding heeft de kantonrechter op nihil gesteld. Hiervoor overweegt de kantonrechter dat als werknemer zich niet zou hebben neergelegd bij het ontslag van 30 mei 2018 en dit ontslag zou zijn vernietigd, de overeenkomst zou zijn geëindigd als gevolg van het (voorwaardelijk gegeven) ontslag op 27 juni 2018. Werknemer en werkgeefster stellen hoger beroep in.

Oordeel

Naar het oordeel van het hof moet het werknemer bij ontvangst van de ontslagbrief – onder meer door de met hem gevoerde gesprekken en doordat de brief bij die gesprekken aansluit – meteen duidelijk zijn geweest wat de ontslagreden is en kon daarover bij hem geen twijfel bestaan. Het hof vindt het voor de beoordeling van de dringende reden van belang dat werknemer verkoper buitendienst is en sinds 1 januari 2010 in dienst is. Van hem mag verwacht worden dat hij nadenkt over de herkomst van goederen met het merk van zijn werkgever als hij die van een particulier wil kopen (en daarna weer wil verkopen) in privétijd. Hij had dan ook meer moeten kunnen meedelen over deze herkomst en kon niet volstaan met de vage aanduidingen die hij hier heeft gedaan. Het hof deelt echter de overwegingen van de kantonrechter dat het ongeloofwaardig achten van de door werkgeefster genoemde verklaringen, feiten en omstandigheden niet zonder meer kan worden aangemerkt als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Hierbij is relevant dat in de ontslagbrief niet als dringende reden is opgegeven dat werknemer de producten van het merk van werkgeefster die hij op internet verkocht van haar heeft ontvreemd of verduisterd. Al met al wreekt zich hier naar het oordeel van het hof dat werkgeefster bewust heeft gekozen voor een benadering die vooral feitelijk is, terwijl die feiten niet zo duidelijk zijn dat daaruit direct een dringende reden voortvloeit, ook niet als ze worden gecombineerd. Nu is vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, is de rechtsgrond voor toewijzing van een billijke vergoeding gegeven. Voor de hoogte kan worden gekeken naar hetgeen de werknemer aan loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd; hierbij is het voorwaardelijk ontslag van belang. Dit ontslag is rechtsgeldig gegeven. Het hof neemt het oordeel van de kantonrechter daartoe volledig over. De arbeidsovereenkomst zou dan ook geëindigd zijn op 27 juni 2018. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.