Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Joyce-House Nederland/Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 28 augustus 2019
ECLI:NL:RBMNE:2019:4029

Stichting Joyce-House Nederland/Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn

Moederbedrijf dat geen directe zorg verleent, valt evenals dochterstichtingen onder werkingssfeer verplichtstellingsbeschikking Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Door dochters te verlenen zorg kan niet zonder bijstand van moeder worden verleend. Moeder en dochters moeten als één geheel worden gezien.

Feiten

Joyce-House Nederland bestuurt twee dochterstichtingen; Stichting Joyce-House Smilde en Stichting Joyce-House Haren. PFZW is een bedrijfstakpensioenfonds. PFZW voert de verplicht gestelde pensioenregeling uit van de sector Zorg en Welzijn. De verplichtstellingsbeschikking bepaalt welke werkgevers verplicht zijn deel te nemen aan de pensioenregeling van PFZW en aldus gehouden zijn tot premieafdracht. Joyce-House Smilde en Joyce-House Haren exploiteren huizen en dagverblijven voor gehandicapten. Omdat zij onder de werkingssfeer vallen van de verplichtstellingsbeschikking, zijn zij aangesloten bij PFZW. Joyce-House Nederland – het moederbedrijf – vordert thans een verklaring voor recht dat zij niet onder de werkingssfeer van de verplichtstellingsbeschikking van Zorg en Welzijn valt. Joyce-House Nederland stelt daartoe onder meer dat haar activiteiten onder zakelijke dienstverlening vallen, nu zij feitelijk geen zorg verleent, maar alleen ondersteunende (kantoor)werkzaamheden verricht. PFZW stelt zich op het standpunt dat Joyce-House Nederland, net als haar dochterstichtingen, wel onder de verplichtstellingsbeschikking van Zorg en Welzijn valt.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat Joyce-House Nederland onder de verplichtstelling valt en overweegt als volgt. Partijen zijn het niet eens over de vraag of Joyce-House Nederland onder de werkingssfeer van de verplichtstellingsbeschikking valt. Het houdt partijen meer specifiek verdeeld of Joyce-House Nederland ‘zorg of hulp verleent in de intramurale en/of extramurale zorg’. Omdat partijen de relevante begrippen ‘zorg en hulp verlenen in een of meer van de volgende vormen’ verschillend uitleggen met daaraan inherent een andere uitkomst, komt de beantwoording van deze vraag neer op een uitleg van de werkingssfeer van de verplichtstellingsbeschikking. Bij deze uitleg geldt volgens vaste rechtspraak de zogenoemde cao-norm. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de verplichtstellingsbeschikkingen en de toelichting zijn gesteld. Partijen zijn het terecht erover eens dat alle werknemers van een rechtspersoon die intramurale en/of extramurale zorg of hulp verleent onder de verplichtstellingsbeschikking vallen, dus ook werknemers die geen feitelijke zorg verlenen, zoals schoonmakers en portiers. Het is dan de vraag of het uitmaakt als sommige van dergelijke ondersteunende werkzaamheden om die zorg of hulp feitelijk te kunnen verlenen aan een andere rechtspersoon binnen hetzelfde concern worden uitbesteed en of het gevolg daarvan is dat de werknemers van die rechtspersoon niet onder de werkingssfeer vallen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat in deze zaak niet het geval. Kort gezegd overweegt de kantonrechter dat de moeder enerzijds en de beide dochters anderzijds niet zonder elkaar kunnen opereren. De door de dochters te verlenen zorg kan niet zonder bijstand van de moeder worden verleend. Indirect verleent de moeder daarmee dus ook zorg. De conclusie is daarom dat voor de reikwijdte van de verplichtstellingsbeschikking de moeder en de beide dochters als één geheel moeten worden gezien en dat dus ook de moeder onder de werkingssfeer daarvan valt. Een ander oordeel zou verder tot het onaannemelijke rechtsgevolg leiden dat een zorgverlenende organisatie door bepaalde, niet uit het feitelijk verlenen van zorg bestaande werkzaamheden in een andere rechtspersoon onder te brengen die deel uitmaakt van die organisatie, zou kunnen bepalen welke werknemers bij PFZW pensioen opbouwen en welke niet. Dit zou afbreuk doen aan de solidariteitsgedachte die aan de Wet Bpf 2000 ten grondslag ligt. De vordering van Joyce-House Nederland wordt op grond van het voorgaande afgewezen.