Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 1 oktober 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:8005
werknemer/Dockweiler B.V.
Feiten
Werkneemster is in 2010 in dienst getreden bij Dockweiler B.V. (hierna: ‘Dockweiler’). Het arbeidsvoorwaardengesprek is toen gevoerd met de heer B, die destijds directeur van Dockweiler was. Het salaris bedroeg laatstelijk € 3.692 bruto. Werkneemster heeft zich in 2016 ziek gemeld. Per 18 juni 2018 ontvangt zij een WGA-uitkering. Dockweiler heeft vanaf de ziekmelding het loon volledig (100%) doorbetaald tot en met augustus 2016. Vanaf september 2016 is Dockweiler 70% van het brutosalaris gaan uitbetalen, namelijk € 2.584,40. Werkneemster heeft in eerste aanleg veroordeling van Dockweiler gevorderd tot betaling van te weinig betaald salaris over de periode vanaf 1 september 2016 tot zolang de doorbetalingsverplichting van Dockweiler bij ziekte van werkneemster duurt, vermeerderd met (de maximale) wettelijke verhoging en wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van werkneemster afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd. Tegen dit oordeel keert werkneemster zich in hoger beroep.
Oordeel
Deze zaak gaat over de vraag of tussen partijen sprake was van een arbeidsvoorwaarde die inhield dat aan de werknemers van Dockweiler in geval van ziekte 100% van het loon werd doorbetaald gedurende de maximale periode van 104 weken, genoemd in artikel 7:629 BW. De vraag wanneer sprake is van een tussen partijen geldende (de arbeidsovereenkomst aanvullende) arbeidsvoorwaarde, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op de zin die partijen aan elkaars gedragingen (en in verband daarmee staande verklaringen) hebben toegekend en in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen. In dit verband komt, toegepast op deze zaak, betekenis toe aan gezichtspunten als (1) de inhoud van een eventueel bestaande gedragslijn, (2) de aard van de arbeidsovereenkomst en de positie die de werkgever en de werknemer jegens elkaar innemen, (3) de lengte van de periode gedurende welke de werkgever een eventueel bestaande gedragslijn heeft gevolgd, (4) wat de werkgever en de werknemer ten aanzien van de loondoorbetaling bij ziekte jegens elkaar hebben verklaard of juist niet hebben verklaard, (5) de aard van de voor- en nadelen die voor de werkgever en de werknemer uit die loondoorbetaling voortvloeien, en (6) de aard en de omvang van de kring van werknemers jegens wie de loondoorbetaling zou gelden. Het hof is in dit stadium van de zaak onvoldoende geïnformeerd om een beoordeling te geven op basis van het genoemde toetsingskader. Om die reden wordt een comparitie van partijen bepaald. In het bijzonder wil het hof van partijen een nadere toelichting hebben op de door werkneemster gestelde afspraak over 100% doorbetaling bij ziekte en het door haar gestelde (destijds geldende) beleid dienaangaande, daaronder begrepen de wijze waarop dat beleid intern bekend was gemaakt. Aan de orde zullen ook komen de bewijslast, de al dan niet bestaande bereidheid van partijen bewijs te leveren en de mogelijkheid tot gebruikmaking door het hof van de hem ambtshalve toekomende bevoegdheid bewijs op te dragen. De comparitie van partijen zal ook worden gebruikt om een schikking te beproeven. In afwachting van de resultaten van de comparitie van partijen wordt iedere verdere beslissing aangehouden. De beslissing in het incidenteel hoger beroep inzake compensatie van de proceskosten hangt af van die in het principaal hoger beroep. In afwachting van de resultaten van de comparitie van partijen wordt de beslissing daarom aangehouden.