Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 1 oktober 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:3603

werknemer/werkgever

Het is niet aannemelijk dat werknemer het concurrentiebeding heeft overtreden door bij zusteronderneming van een concurrent te gaan werken. Uitleg concurrentiebeding.

Feiten

Werknemer is op 1 maart 2013 bij werkgever in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar in de functie van rayonmanager lichtstraten. In de arbeidsovereenkomst zijn onder meer een geheimhoudingsbeding, een concurrentiebeding en een relatiebeding opgenomen. Per 1 maart 2014 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Per 1 maart 2017 heeft er een functiewijziging plaatsgevonden en vanaf die datum was werknemer werkzaam als salesmanager projecten. Bij brief van 29 maart 2018 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Op 1 mei 2018 is werknemer in dienst getreden bij Composites GmbH te Duitsland op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar in de functie van projectmanager. De voorzieningenrechter heeft werknemer verboden om gedurende een periode van 12 maanden na 30 april 2018 in of voor concurrerende ondernemingen werkzaam te zijn. Werknemer heeft zijn dienstverband met Composites per direct opgezegd. In mei 2019 is hij bij daglichtsysteemproducent GmbH in dienst getreden. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Het beding verbood werknemer ‘hetzij direct, hetzij indirect, in of voor een onderneming, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan de onderneming van werkgever – of aan een met werkgever gelieerde onderneming op enigerlei wijze werkzaam te zijn’. Volgens Van Dale is een onderneming een ‘zelfstandig, op winst gericht bedrijf of complex van bedrijven als zodanig'. Het begrip ‘onderneming’ kan in het spraakgebruik dus zowel op een zelfstandig bedrijf als op een complex van bedrijven duiden. Kennelijk om ook concurrentie met andere onderdelen van de Group te voorkomen, is in het beding toegevoegd dat werkzaamheden voor concurrenten van ‘aan de werkgever gelieerde ondernemingen’ verboden zijn. Als onder ‘onderneming’ een groep of concern dient te worden verstaan, is de toevoeging in deze bewoordingen niet goed te plaatsen. Bij de uitleg van het beding weegt naar het oordeel van het hof ook het volgende mee. Werkgever beoogde als werkgever zijn werknemer beperkingen op te leggen wat betreft zijn vrije arbeidskeuze na uitdiensttreding. Het lag daarom in de eerste plaats op zijn weg om aan werknemer duidelijk te maken hoe ver die beperkingen in zijn visie dienden te gaan. Als werkgever werknemer had willen binden aan een beding met een veel grotere reikwijdte dan alleen een verbod om bij een concurrent te gaan werken, namelijk ook een verbod om te gaan werken bij een werkgever die onderdeel is van een groep waartoe een concurrent behoort, had hij dat duidelijk moeten maken. Dat hij dat heeft nagelaten, komt voor zijn risico. Tussen partijen staat niet ter discussie dat Composites een zelfstandige entiteit met totaal andere producten en klanten is, die dus geen concurrent is en dat Composites 60% van de totale omzet van de Group realiseert. Werkgever heeft niet aannemelijk gemaakt dat werknemer in strijd met het concurrentiebeding heeft gehandeld door voor Composites te gaan werken. De beslissing van de voorzieningenrechter zal worden vernietigd.