Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 8 oktober 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:3661
werknemer/vof c.s.
Feiten
Werknemer is van 1 mei 1984 tot 1 juni 2011 in dienst geweest van vof X als Senior Strategic Projects Manager. Vennootschap Y en vennootschap Z zijn de (onbeperkt bevoegde) vennoten van vof X (hierna gezamenlijk te noemen: vof c.s.) In de vaststellingsovereenkomst waarbij de voorwaarden waaronder het dienstverband kon worden beëindigd zijn geregeld, is onder meer het navolgende beding opgenomen: 'Per de Einddatum nemen alle verzekeringen en/of regelingen waaraan de Werknemer uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met Werkgever deelneemt, een einde. De opgebouwde pensioenrechten blijven voor Werknemer behouden en zijn premievrij.' Werknemer vordert onder meer een verklaring voor recht dat vof c.s. jegens werknemer gehouden zijn tot nakoming van de afspraken van 26 februari 2008 tot indexering van zijn pensioenaanspraken, tot het bereiken van de pensioendatum door werknemer, volgens de jaarlijkse loonindexering conform de toepasselijke cao bij werkgever, althans de door werkgever in zijn onderneming toepaste jaarlijkse loonindexering. Aan deze vordering heeft werknemer, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat bij wijziging van de bestaande pensioenovereenkomst in 2008 tussen partijen is overeengekomen dat de door werknemer vóór en na 1 januari 2007 opgebouwde pensioenrechten zouden worden geïndexeerd op basis van de jaarlijkse loonindex (CAO-verhoging) bij vof X. Daarbij is niet aangegeven dat deze indexering zou eindigen wanneer de arbeidsovereenkomst vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar zou worden beëindigd. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van werknemer afgewezen.
Oordeel
Het hof neemt in aanmerking dat beide partijen zich in de onderhandelingen over de pensioenovereenkomst hebben laten bijstaan door ter zake deskundig te achten raadslieden. Bij de onderhandelingen in 2008 over een nieuwe pensioenovereenkomst, althans een aanpassing van de bestaande overeenkomst, hebben partijen niet stilgestaan bij de mogelijkheid dat werknemer vóór ingang van de pensioendatum het dienstverband met vof X zou beëindigen, hoewel zij wel hebben nagedacht over de consequenties die de salarisontwikkeling van werknemer mogelijk voor (de opbouw van) zijn pensioen zou kunnen hebben. Toen uitvoering gegeven moest worden aan de afspraken, is werknemer blijkens de inhoud van het memo van de deskundige aan de zijde van vof X van 9 februari 2009 gewezen op een onderscheid tussen actieven (werknemers van vof X) en inactieven (ex-werknemers van vof X) met betrekking tot de indexering van pensioenaanspraken in de periode vóór ingang van de pensioendatum. Bij zijn antwoord op dit memo kan de bekendheid met dit indexeringsbeleid aan werknemer worden toegerekend: het is hem expliciet voorgehouden. In dat antwoord verklaart hij zich akkoord met de regeling zoals opgenomen in het memo van de deskundige aan de zijde van vof X, waarna hij ook het verzoek aan Delta Lloyd van 17 februari 2009 voor akkoord ondertekent, zonder voorbehoud ten aanzien van de indexeringsregeling. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit deze gang van zaken volgt dat werknemer heeft ingestemd met een pensioenovereenkomst die een onderscheid maakt ten aanzien van het indexeringsbeleid tussen actieven en inactieven. In elk geval heeft werknemer kunnen en moeten begrijpen dat het de bedoeling was van vof X om een dergelijk onderscheid in de pensioenregeling op te nemen en heeft hij, door hierop zijn akkoord te geven, bij vof X het vertrouwen gewekt dat hij met een dergelijk indexeringsbeleid instemde. Mocht het overigens al zo zijn dat werknemer zich bij het geven van een reactie op 11 februari 2009 en bij ondertekening van het verzoek aan Delta Lloyd op 17 februari 2009 niet bewust is geweest van deze consequentie, dan komt dat naar het oordeel van het hof voor rekening en risico van werknemer, omdat hij zich gedurende het hele onderhandelingstraject heeft laten bijstaan door een deskundige en het ook op zijn weg gelegen had om, bij twijfel, de inhoud van het memo van de deskundige aan de zijde van vof X van 9 februari 2009 nog eens te laten toetsen door de eigen deskundige.