Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/JVH Hospitality B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 20 juni 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:4294

werknemer/JVH Hospitality B.V.

Casino wordt toegelaten tot bewijslevering van stelling dat het Landelijk Parket haar in verband met lopend strafrechtelijk onderzoek heeft verzocht niet naar buiten te treden met informatie uit proces-verbaal, waardoor werknemer pas een aantal weken later op staande voet kon worden ontslagen.

Feiten

Werknemer is op 15 september 2014 in dienst getreden bij JVH Hospitality B.V. (hierna: JVH). Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van floor manager in opleiding. In juli 2016 heeft het Landelijk Parket aan JVH medegedeeld dat een strafrechtelijk onderzoek gaande was tegen een beroepsgokker en vaste gast in de casino’s van JVH (hierna: X), die zich op dat moment in hechtenis bevond, en dat JVH in dat kader alle halmanagementjournaals van diverse speelautomaten in de periode van 29 december 2015 tot en met 25 maart 2016 diende te verstrekken. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek zijn in de telefoon van X telefoonnummers gevonden van (oud-)medewerkers van JVH, waaronder die van werknemer. Uit een proces-verbaal van 8 augustus 2016 blijkt dat met de telefoon van werknemer op 27 en 30 oktober 2015 WhatsApp-berichten met twee dumpschema’s van speelautomaten aan X zijn verstuurd. JVH heeft werknemer vervolgens op 5 september 2016 op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft het ontslag op staande voet rechtsgeldig geacht en de verzoeken van werknemer afgewezen. Werknemer keert zich tegen dit oordeel in hoger beroep.

Oordeel

Partijen twisten in hoger beroep met name over de onverwijldheid van het ontslag op staande voet. JVH stelt op 17 augustus 2016 van het Landelijk Parket het proces-verbaal van 8 augustus 2016 te hebben ontvangen. Bij die gelegenheid is JVH door het Landelijk Parket in verband met het lopende strafrechtelijk onderzoek verzocht nog niet naar buiten te treden met de informatie uit het proces-verbaal. JVH moest wachten tot zij groen licht kreeg van het Landelijk Parket om met de betrokken medewerkers te kunnen spreken. Nadat het Landelijk Parket JVH had bericht dat er geen afbreukrisico meer bestond voor het lopende onderzoek, heeft JVH de betrokken medewerkers gehoord. JVH stelt niet eerder dan vrijdag 2 september 2016 toestemming van het Landelijk Parket te hebben ontvangen om naar aanleiding van de ontvangen informatie tot actie over te gaan. Eerder dan vanaf 2 september 2016 tot actie overgaan, bijvoorbeeld door een op non-actiefstelling, was niet toegestaan. Op maandag 5 september 2016 heeft JVH een gesprek met werknemer gevoerd, is hij met de bevindingen uit het proces-verbaal geconfronteerd en is hij op staande voet ontslagen. Werknemer betwist dat JVH niet eerder naar buiten mocht komen met de bevindingen van de politie. Van een verzoek om geheimhouding en dat zij niet eerder dan na 2 september 2016 met de politiegegevens naar buiten mocht treden, heeft JVH geen bewijs overgelegd. Gelet op het voorgaande laat het hof JVH toe tot bewijs van haar stelling (1) dat het Landelijk Parket haar in verband met het lopende strafrechtelijk onderzoek heeft verzocht niet naar buiten te treden met de informatie uit het proces-verbaal, en (2) dat zij niet eerder dan vrijdag 2 september 2016 toestemming van het Landelijk Parket heeft ontvangen om naar aanleiding van de bevindingen uit dat proces-verbaal tot actie over te gaan ten aanzien van de betrokken werknemers. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.