Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 3 december 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:10322
werknemer/Stichting Rabobank Pensioenfonds
Feiten
In geschil is de (berekening van de) hoogte van het ouderdomspensioen van werknemer. Het hof heeft op 2 april 2019 in dit kader een tussenvonnis gewezen (zie AR 2019-1273). Daarin heeft het hof onder meer overwogen: 'Het hof verwerpt deze stellingen van het pensioenfonds, omdat tussen partijen vaststaat dat werknemer al voordat de arbeidsongeschiktheid intrad werkzaamheden op het niveau van schaal 7 verrichtte en daarvoor werd betaald volgens schaal 8' en 'Nu hij na het intreden van de arbeidsongeschiktheid deze zelfde werkzaamheden verrichtte gedurende 50% van de normale arbeidsduur en nog steeds werd betaald op het niveau van schaal 8, kan niet anders worden geoordeeld dan dat hij met daadwerkelijke arbeid 50% verdiende van het salaris van schaal 8.'
Oordeel
Bij akte van 14 mei 2019 heeft het Pensioenfonds zich op het standpunt gesteld dat het hof in het tussenarrest ten onrechte heeft aangenomen dat tussen partijen vaststaat dat werknemer al voordat de arbeidsongeschiktheid intrad werkzaamheden op het niveau van schaal 7 verrichtte en daarvoor werd betaald volgens schaal 8. Het hof ziet echter geen aanleiding om terug te komen op zijn oordeel. Hetgeen het Pensioenfonds in de akte van 14 mei 2019 heeft aangevoerd vormt geen bijzondere omstandigheid die het onaanvaardbaar zou maken dat het hof aan deze eindbeslissing zou zijn gebonden, terwijl daarin ook voor het overige onvoldoende aanknopingspunten te vinden zijn die maken dat op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou worden gedaan. Ook op het oordeel dat werknemer met daadwerkelijke arbeid 50% verdiende van het salaris van schaal 8 komt het hof niet terug. Het ouderdomspensioen voor het arbeidsgeschikte deel moet daarop worden gebaseerd. De uitgangspunten met betrekking tot de pensioenopbouw uit het pensioenreglement 2006 en de Rabo-cao zijn niet in strijd met het oordeel van het hof dat werknemer tot 1 april 2012 met daadwerkelijke arbeid 50% verdiende van het salaris van schaal 8 of met het oordeel dat het percentage arbeidsduur moet worden gesteld op 50% of met enige andere beslissing van het hof. Werknemer heeft verder enige berekeningen overgelegd waaruit – zo stelt hij – moet worden afgeleid dat de berekeningen van het Pensioenfonds niet juist kunnen zijn. De berekeningen van werknemer zijn echter zeer globaal en niet gebaseerd op de bepalingen van het Pensioenreglement. Daarom doen zij niet af aan de berekeningen van het Pensioenfonds, die gedetailleerd zijn en onderbouwd met verwijzingen naar het Pensioenreglement. Dat werknemer daarnaast nog stelt dat hij wordt benadeeld voor het feit dat hij altijd meer heeft gewerkt dan hij op grond van zijn arbeidsongeschiktheid kon, kan naar het oordeel van het hof geen reden zijn af te wijken van het Pensioenreglement. Het hof gaat uit van de juistheid van de berekeningen van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds zal worden veroordeeld het ouderdomspensioen van werknemer opnieuw vast te stellen.