Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 17 december 2019
ECLI:NL:GHDHA:2019:3291
Hofkwartier Hotelexploitatie B.V., h.o.d.n. Paleis Hotel/werknemer
Feiten
Werknemer is in 2000 bij Paleishotel in dienst getreden. Paleishotel heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd in 2017 met toestemming van het UWV vanwege bedrijfseconomische redenen. Werknemer heeft aanspraak gemaakt op een transitievergoeding en heeft in eerste aanleg de kantonrechter verzocht deze toe te kennen. Paleishotel heeft een beroep gedaan op de overbruggingsregeling. De kantonrechter heeft dit beroep gepasseerd. De reden daarvoor is dat het beroep op deze regeling te laat zou zijn gedaan. Dit beroep is namelijk niet binnen de vervaltermijn van drie maanden van artikel 7:686a lid 4 aanhef en sub b BW gedaan. Paleishotel verzoekt in hoger beroep vernietiging van de beschikking.
Oordeel
De grieven van Paleishotel slagen. De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:2305) heeft geoordeeld dat de vervaltermijn van drie maanden van artikel 7:686a lid 4 aanhef en sub b BW niet van toepassing is als de werkgever een beroep doet op de overbruggingsregeling in reactie op een tijdig door de werknemer begonnen procedure waarin deze om toekenning van een transitievergoeding verzoekt. Daarvan is sprake. Het hof gaat voorbij aan het verweer van werknemer dat de Hoge Raad voorbij is gegaan aan de procedurele waarborgen die artikel 6 EVRM biedt ter voorkoming van oneerlijke procedures. Omdat de grieven slagen, zal het hof alsnog beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden voor de overbruggingsregeling. De slotsom daarvan is dat Paleishotel over het jaar 2016 voldoet aan alle toepassingsvoorwaarden van de overbruggingsregeling. Dit betekent dat voor de berekening van de transitievergoeding voor werknemer geen rekening hoeft te worden gehouden met de maanden in dienst, die zijn gelegen vóór 1 mei 2013.