Naar boven ↑

Rechtspraak

Met annotatie door J.P.M. van Zijl
Met annotatie door J.P.M. van Zijl

Toerekening WGA-uitkering bij overgang van onderneming. Civielrechtelijke overgang van onderneming kan toch kwalificeren als een overgang van een deel van de onderneming in sociaalverzekeringsrechtelijke zin.

Werkneemster is op 1 september 2011 in dienst getreden bij het lyceum. Het lyceum maakte op dat moment deel uit van vereniging 1. Vereniging 1 is eigenrisicodrager (ERD) in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Ingaande 1 augustus 2014 is het lyceum overgegaan naar stichting, eveneens een organisatie van verschillende scholen voor voortgezet onderwijs. Met ingang van 18 februari 2014 meldt werkneemster zich ziek en per 19 februari 2016 brengt UWV haar in aanmerking voor een WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Bij besluit van 23 december 2015 heeft UWV vereniging 1 in kennis gesteld van de toerekening van deze WGA-uitkering. Vereniging 1 stelt bezwaar in tegen het toerekeningsbesluit en stelt dat de toerekening van de WGA-uitkering zou moeten worden opgelegd aan de stichting. UWV verklaart het bezwaar ongegrond en verwijst naar artikel 84 lid 5 Wet WIA. Omdat slechts een deel van de onderneming is overgegaan blijft de betalingsplicht bij vereniging 1 als ERD liggen. De rechtbank oordeelt anders. Volgens de rechtbank zijn de identiteitsbepalende elementen van het lyceum overgegaan en is er daarmee ook sprake van een overgang van de onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. Met die overgang van het lyceum naar stichting kan de WGA-uitkering niet langer aan vereniging 1 worden toegerekend.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Partijen verschillen van mening over de vraag of sprake is van een situatie dat slechts een deel van de onderneming is overgegaan, als bedoeld in artikel 84, vijfde lid, van de Wet WIA. Op grond van dat artikellid geldt dat indien slechts een deel van de onderneming overgaat, het risico van betaling van de uitkering blijft berusten bij de vervreemder (vereniging 1). Zoals UWV terecht naar voren heeft gebracht, kan het socialeverzekeringsrecht niet op één lijn worden gesteld met het arbeidsrecht en is de keuze van vereniging 1 om ERD te worden gebaseerd op de socialeverzekeringswetgeving. Uit artikel 7:662 van het BW volgt niet de wijze van toerekening van uitkeringslasten. Daarom is voor de toerekening van een WGA-uitkering niet alleen bepalend of bij overgang van een zelfstandige economische eenheid in civielrechtelijke zin sprake is van overgang van een onderneming, maar ook de vraag of sprake is van overgang van een deel van de onderneming in sociaalverzekeringsrechtelijke zin. Die laatste vraag moet worden beantwoord in het kader van artikel 84, vijfde lid, van de Wet WIA. Mede gelet op de wetsgeschiedenis heeft UWV terecht gesteld dat die vraag beantwoord moet worden vanuit het perspectief van de overdragende werkgever. Daarbij moet gelet op de begripsbepaling in artikel 1 van de Wet WIA onder werkgever worden verstaan de werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen. In het geval van de overdracht van het lyceum is vereniging 1 die werkgever. De eerste ziektedag van werkneemster is gelegen in de periode dat het lyceum onderdeel was van vereniging 1 in de zin van artikel 7:662 van het BW. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 75b, achtste lid, van de WAO, zoals dat op de datum in geding was overgenomen in artikel 84, vijfde lid van de Wet WIA, volgt dat de betaling van de WGA-uitkering in beginsel bij vereniging 1, zijnde de overdragende werkgever, diende te blijven. Dat leidt ertoe dat het begrip ‘deel’ in artikel 84, vijfde lid, van de Wet WIA, zoals geldend op de datum in geding, niet samenvalt met het begrip ‘onderdeel’ in artikel 7:662 van het BW. Met de overgang van het lyceum van vereniging 1 naar stichting is een deel van de onderneming vereniging 1, namelijk één school, overgegaan. Vereniging 1 is bij de overdracht van het lyceum voor het overige, namelijk als onderneming met nog andere scholen, blijven bestaan. Daarom is, anders dan de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 11 november 2016 9 (ECLI:NL:CRVB:2016:4322), sprake van de overgang van een deel van de onderneming, als bedoeld in artikel 84, vijfde lid, van de Wet WIA, zoals geldend op de datum in geding. Hiermee is gegeven dat UWV de WGA-uitkering van werkneemster terecht aan vereniging 1 heeft toegerekend. Het hoger beroep slaagt.