Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 23 oktober 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:4344
werkneemster/APG Diensten B.V.
Feiten
APG is een organisatie die collectieve pensioenregelingen uitvoert. Werkneemster is op 1 december 1984 bij APG in dienst getreden. Er zijn een drietal cao’s op de arbeidsovereenkomst van toepassing geweest, de cao 2009-2011 (die doorgewerkt heeft tot 2013), de cao 2011-2014 (feitelijk vanaf 1 januari 2013) en de cao 2014-2015 (in werking getreden per 1 januari 2015). In de periode van 2004 tot en met 2014 heeft werkneemster extra beloningen toegekend gekregen. In de brieven waarin deze beloningen zijn toegekend worden zij aangeduid als 'extra beloning', vanaf 2009 als 'variabele beloning' en in 2013 weer als 'extra beloning'. Per 1 januari 2013 zijn alle werknemers van APG ingeschaald in een nieuw loongebouw met nieuwe bijbehorende loonschalen. In dit loongebouw was het maximum van de nieuwe loonschaal lager dan het loon dat zij tot dan toe ontving. Aan werkneemster is een maandelijkse persoonlijke toeslag (verder: PT) toegekend ter hoogte van dat bedrag, zodat haar maandelijks inkomen op het oude niveau gehandhaafd bleef. In maart 2014 is werkneemster bij brief door APG geïnformeerd over het feit dat haar variabele beloning over 2013 'gebaseerd op je score 5%' € 2.563,39 bruto zou bedragen. APG heeft dat bedrag niet uitbetaald onder verwijzing naar de cao, omdat werkneemster een PT ontving van in totaal € 2.719,29 bruto. Werkneemster vordert kort gezegd een verklaring voor recht dat APG over de jaren 2013 en 2014 aan werkneemster toegekende en/of toe te kennen individuele variabele beloning niet mag verrekenen met de persoonlijke toeslag. De kantonrechter heeft geoordeeld dat alle vorderingen van werkneemster berusten op de stelling dat zij vóór 1 januari 2013 een variabele beloning ontving en dat zij daarom van verrekening uitgezonderd diende te worden. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet is komen vast te staan en heeft om die reden alle vorderingen afgewezen. Werkneemster komt op tegen het vonnis.
Oordeel
Het geschil betreft in hoofdzaak de uitleg van de bewoordingen van de overgangsbepaling die is opgenomen in de cao 2011-2014, meer in het bijzonder de vraag wat dient te worden verstaan onder het begrip 'variabele beloning', dit in relatie tot de eenmalige betalingen die werkneemster in de voorafgaande jaren ontvangen heeft. Voor een uitleg van dit begrip is ook de tekst van de cao 2009-2011 relevant, omdat als onweersproken tussen partijen vaststaat dat die cao heeft doorgewerkt tot en met 31 december 2012 en voor de beoordeling van belang is of werkneemster vóór 1 januari 2013, dus op grond van de cao 2009-2011, in aanmerking kwam voor een variabele beloning. Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten CAO-norm. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Het hof beschikt niet over de volledige teksten van de cao’s die in dit geding aan de orde zijn. Het hof zal werkneemster toelaten om de volledige teksten, en indien aanwezig ook de toelichtingen daarop, bij akte in het geding te brengen. Het hof houdt elke verdere beslissing aan.