Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 december 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:4415
Feiten
Print Holdings c.s. vormen onderdeel van de SPGPrints groep. Werknemer is per 1 maart 2012 als algemeen directeur in dienst getreden van SPGPrints Printing Systems Wuxi Co, Ltd. Werknemer was in dienst van SPGPrints op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op de arbeidsovereenkomst was Chinees recht van toepassing. De arbeidsovereenkomst bevatte onder meer een geheimhoudingsbeding, een non-concurrentiebeding en een relatiebeding. Werknemer heeft (indirect) aandelen verworven in SGP Prints Group B.V. Op de Shareholders’ and Subscription Agreement (hierna: de SSA), waar ook werknemer partij bij is, is Nederlands recht van toepassing. Op 2 april 2015 heeft SGP Prints de arbeidsovereenkomst van werknemer met onmiddellijke ingang beëindigd wegens ‘serious violation of the Employment Contract and the Management Schedule’, hetgeen per brief d.d. 3 april 2015 nader is toegelicht. PWC heeft onderzoek gedaan naar aanleiding van beschuldigingen van een klokkenluider. PWC heeft vastgesteld dat sprake is geweest van fraude binnen SPG China. Bij brief van 30 april 2015 heeft Print Holdings B.V. werknemer medegedeeld dat hij wordt aangemerkt als een ‘bad leaver’ in de zin van de SSA en dat hij daarom zijn aandelen in de onderneming aan haar moet leveren tegen een bedrag van € 75.000. Werknemer heeft niet ingestemd met zijn ontslag en heeft daarover in China een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt. Partijen hebben ten overstaan van de rechtbank aldaar een minnelijke regeling getroffen. In een brief van 12 december 2017 hebben Print Coöperatief U.A. en Print Holdings B.V. werknemer verzocht mee te werken aan overdracht van zijn ‘Indirect Interests’ als bedoeld in de SSA door ondertekening van een aantal meegezonden stukken. Werknemer heeft aan dat verzoek niet voldaan omdat hij van mening is dat hij als ‘good leaver’ moet worden aangemerkt en om die reden recht heeft op een hoger bedrag voor zijn aandelen, overeenstemmend met de marktwaarde daarvan. Print Holdings c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd werknemer te veroordelen tot levering van al zijn aandelen. De voorzieningenrechter heeft, kort samengevat, overwogen dat Print Holdings c.s. voorshands voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat werknemer een ‘bad leaver’ is en werknemer veroordeeld tot levering van zijn aandelen. Werknemer komt op tegen het vonnis.
Oordeel
Allereerst dient te worden beoordeeld of werknemer al dan niet als ‘bad leaver’ dient te worden beschouwd. Het hof legt artikel 6.6.1 aanhef en sub A van de SSA aldus uit dat een manager een ‘bad leaver’ wordt wanneer hij of zij met onmiddellijke ingang wordt ontslagen wegens een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW. Print Holdings c.s. hebben aan de hand van het PWC-rapport voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat de gedragingen van werknemer een dringende reden opleveren. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat aan het rapport van PWC gewicht toekomt omdat het afkomstig is van een gerenommeerd kantoor, terwijl werknemer de gelegenheid heeft gehad om zijn visie te geven op de voorlopige bevindingen van PWC, en zijn commentaar ook is verwerkt in de definitieve versie van het rapport. Het hof concludeert dat voorshands voldoende aannemelijk is dat werknemer moet worden aangemerkt als ‘bad leaver’ en gehouden is zijn aandelen over te dragen tegen de kostprijs daarvan ten bedrage van € 75.000. Ook het verweer dat in de minnelijke schikking finale kwijting is overeengekomen treft geen doel. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat een redelijke uitleg van de in de schikking overeengekomen kwijting inhoudt dat de kwijting alleen betrekking heeft op mogelijke vorderingen tussen de partijen in die procedure, te weten werknemer en SPGPrints. Het hof bekrachtigt het vonnis.