Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 11 februari 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:468
Feiten
Werknemer is op 5 april 2016 in dienst getreden van Sophia Group. In de arbeidsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen met samenhangend boetebeding. Sophia Group heeft vier grote opdrachtgevers, waaronder X. Van X heeft werknemer het aanbod gekregen om per 1 december 2018 in dienst te treden. Partijen hebben gecorrespondeerd over de geldigheid en reikwijdte van het relatiebeding, waarbij Sophia Group heeft laten weten werknemer te houden aan het relatiebeding. Werknemer is per 2 januari 2019 in dienst getreden bij X. Werknemer heeft in eerste aanleg schorsing van het relatiebeding gevorderd. De voorzieningenrecht heeft geoordeeld dat werknemer door in dienst te treden bij X het relatiebeding wel overtreedt, maar dat het belang van werknemer bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van Sophia Group bij handhaving van het beding. De voorzieningenrechter heeft het relatiebeding met onmiddellijke ingang geschorst. Sophia Group komt op tegen het vonnis. Werknemer richt zich in incidenteel appel tegen de overweging dat de door werknemer bij Sophia Group verrichte werkzaamheden in ieder geval op bepaalde onderdelen overeenkomsten vertonen.
Oordeel
Ten aanzien van het incidenteel appel overweegt het hof dat, hoewel werknemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in dienst van X ook diverse andere werkzaamheden verricht dan hij bij Sophia Group verrichtte, werknemer de persoon bij X is aan wie Sophia Group mogelijk binnen X te plaatsen kandidaten voordraagt en dat verder contact tussen Sophia Group en X over die personen eveneens via werknemer verloopt. Dat werknemer bij X (helemaal) geen werkzaamheden verricht die geacht kunnen te worden te behoren tot het werkterrein van Sophia Group, is om die reden niet aannemelijk. De grieven van Sophia Group hebben alle betrekking op de vraag of het belang van Sophia Group bij handhaving zwaarder dient te wegen dan het belang van werknemer bij schorsing. Niet in geschil is dat werknemer bij X 35% meer verdient, een premievrij pensioen geniet, andere financiële voordelen geniet en diverse cursussen en trainingen krijgt. Werknemer heeft daarnaast aangevoerd dat gemiddeld twee tot vier door Sophia Group aangedragen personen per jaar worden geplaatst, hetgeen door Sophia niet gemotiveerd is weersproken. Het hof is alles bezien met de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van werknemer zwaarder weegt. Het vonnis wordt bekrachtigd.