Naar boven ↑

Rechtspraak

Toetsing verbetering belastbaarheid tweede ziektejaar. Geen aanleiding om de door appellant in hoger beroep ingebrachte medische informatie voor te leggen aan de door de rechtbank ingeschakelde onafhankelijke deskundige psychiater De Mooij.

Feiten

Appellant is werkzaam tot 31 maart 2013. Op 6 januari 2014 meldt hij zich ziek met psychische klachten. Op dat moment ontvangt hij een WW-uitkering. Het UWV kent aan appellant een ZW-uitkering toe. Na een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) wordt de uitkering voortgezet, omdat appellant op dat moment geen benutbare mogelijkheden heeft. Op verzoek van het UWV voert psychiater G.E.A. de Waard een expertise uit waarvan op 7 april 2015 een rapportage verschijnt. De Waard stelt onder meer de diagnose aanpassingsstoornis vast. In het kader van een toetsing verbetering belastbaarheid in het tweede ziektejaar bezoekt appellant op 7 april 2015 het spreekuur van een verzekeringsarts. De verzekeringsarts acht appellant belastbaar met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 april 2015. Een arbeidsdeskundige stelt vast dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, selecteert vervolgens zes functies en berekent op basis van de drie functies met de hoogste lonen dat appellant nog 89,19% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het UWV beëindigt bij besluit van 20 april 2015 de ZW-uitkering van appellant met ingang van 21 mei 2015, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Tijdens de beroepsprocedure heeft psychiater H.L.S.M. Busard op verzoek van appellant een psychiatrische expertise uitgevoerd. Busard heeft over dit onderzoek op 1 februari 2017 gerapporteerd. De rechtbank heeft in de significante afwijking van de bevindingen van De Waard en Busard aanleiding gezien om psychiater N.J. de Mooij als onafhankelijke deskundige te benoemen. De Mooij heeft op 24 augustus 2017, 28 september 2017 en 31 oktober 2017 gerapporteerd. Hoewel De Mooij appellant niet heeft kunnen onderzoeken omdat appellant onaanspreekbaar was, motiveert De Mooij overtuigend dat het rapport van Busard onvoldoende inzicht geeft in de klachten van appellant en feitelijke bevindingen van het psychiatrisch onderzoek om de door Busard gestelde diagnose te kunnen stellen. De rechtbank wijst het beroep van appellant af. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat en dat zijn ZW-uitkering ten onrechte is beëindigd. Hierbij heeft appellant verwezen naar wat hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. Verder heeft appellant informatie van psychiater A. Derksen over zijn opname op vrijwillige basis van 11 juni tot 29 juni 2018 ingediend en heeft verzocht deze informatie voor te leggen aan De Mooij om te beoordelen of hij (eventueel na overleg met Derksen) de vragen van de rechtbank op basis van deze informatie wel kan beantwoorden.

Oordeel

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of er aanleiding is om de door appellant in hoger beroep ingebrachte medische informatie voor te leggen aan de door de rechtbank ingeschakelde onafhankelijke deskundige psychiater De Mooij. Geoordeeld wordt dat de inhoud van de informatie van Derksen geen aanknopingspunten biedt om redelijkerwijs te verwachten dat De Mooij met deze informatie wel een antwoord zal kunnen geven op hem voorgelegde vragen en een oordeel zal kunnen geven over de belastbaarheid van appellant op 21 mei 2015. Daartoe is van belang dat de behandeling door Derksen heeft plaatsgevonden drie jaar na de datum in geding, er enkel een werkdiagnose is gesteld, de behandeling is afgebroken en inhoudelijke conclusies ontbreken. Het hoger beroep slaagt niet.