Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitwerking loonbegrip in Dagloonbesluit niet in strijd met de bedoeling van de Wet WIA.

Feiten

Appellant is van 26 oktober 2010 tot en met 24 januari 2011 werkzaam als pakketbezorger bij BV. Van 1 maart 2011 tot en met 29 februari is hij als planner/sorteerder in dienst van VOF. Op 8 juni 2011 valt appellant wegens ziekte uit voor zijn werkzaamheden. Zijn dienstverband eindigt per 1 maart 2012. Het UWV kent een ZW-uitkering. Aansluitend komt appellant eerst in aanmerking voor een  WGA-vervolguitkering en vervolgens kent het UWV hem op basis van een wijziging in zijn gezondheidssituatie met ingang van 29 september 2014 een IVA-uitkering toe. Het dagloon wordt vastgesteld op basis van € 33,52. Het UWV gaat daarbij uit van een referteperiode van 1 juni 2010 tot en met 31 mei 2011. Omdat de eerste dag waarop appellant in deze referteperiode in dienstbetrekking stond, is gelegen op 26 oktober 2010, berekent het UWV het dagloon over de periode van 26 oktober 2010 tot en met 31 mei 2011. Deze periode telt 156 loondagen. Appellant maakt bezwaar tegen de hoogte van het dagloon. Strikte toepassing van het Dagloonbesluit leidt volgens appellant tot een zodanige inkomensdaling dat de bedoeling van de wetgever om op grond van de Wet WIA een inkomen te garanderen van ten minste 70% van het laatstverdiende loon bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% wordt verlaten. De periode vanaf 26 oktober 2010 tot 1 maart 2011 dient buiten de berekening van het dagloon te worden gelaten, omdat appellant in deze periode op basis van een oproepcontract bij BV slechts een gering aantal dagen feitelijk heeft gewerkt en dus weinig loon heeft ontvangen en daarnaast recht had op (aanvullende) bijstand, welk bedrag niet wordt meegenomen bij de berekening van het dagloon.

Oordeel

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De voor de bepaling van het dagloon gehanteerde referteperiode van 1 juni 2010 tot en met 31 mei 2011 is niet in geschil. De door het UWV berekende uitkomst van het dagloon met toepassing van artikel 18 van het Dagloonbesluit is als zodanig evenmin bestreden. Appellant meent evenwel dat die toepassing in zijn geval geen recht doet aan de bedoeling van de wetgever en wenst dat dagen waarop in de referteperiode niet of nauwelijks is gewerkt, buiten beschouwing worden gelaten en alleen werkzaamheden bij VOF worden meegenomen. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 17 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:170) heeft het begrip “de dag waarop de dienstbetrekking is aangevangen” in artikel 18, eerste lid, van het Dagloonbesluit betrekking op de eerste dag van de eerste dienstbetrekking in het refertejaar waaruit de werknemer loon heeft genoten. Het standpunt van appellant dat 1 maart 2011, de dag waarop het dienstverband bij VOF is aangevangen, als eerste dagloondag moet worden aangemerkt komt erop neer, zoals eveneens overwogen in de uitspraak van 17 januari 2018, dat op die datum weer een nieuwe startperiode zou beginnen tijdens het refertejaar. Noch de tekst van artikel 18, eerste lid, van het Dagloonbesluit noch de strekking daarvan biedt daarvoor aanknopingspunten. Het feit dat appellant in de periode van 26 oktober 2010 tot 1 maart 2011 weinig loon en een bijstandsuitkering heeft ontvangen leidt, gelet op de duidelijke tekst van artikel 18 van het Dagloonbesluit, niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond van appellant om de berekeningsperiode voor het vaststellen van het dagloon te laten ingaan op 1 maart 2011 kan dan ook niet slagen. De beroepsgrond dat deze toepassing van het Dagloonbesluit in strijd is met de bedoeling van de Wet WIA om bij volledige arbeidsongeschiktheid een uitkering te garanderen van ten minste 70% van het laatst verdiende loon, slaagt niet. Het laatst verdiende loon is blijkens artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA, het loon dat de werknemer verdiende in de periode van één jaar voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ziekte die tot de arbeidsongeschiktheid heeft geleid, is ingetreden. De uitwerking die aan dit loonbegrip is gegeven in artikel 18 van het Dagloonbesluit, is daarmee niet in strijd.