Rechtspraak
Feiten
Werkneemster is op 1 augustus 2011 in dienst getreden bij QOMO Canada als persoonlijke assistente van A. Zij staat tevens in familierechtelijke betrekking tot A. Op 15 mei 2015 is aan werkneemster de functie als ‘Director of Operation’ aangeboden, die zij heeft aanvaard. Werkneemster verrichtte in Nederland werkzaamheden die verbandhielden met de in- en uitvoer van de producten van QOMO LLC. Op 29 november 2017 is er tussen A en werkneemster een Whatsapp-gesprek geweest, waarin onder meer aan werkneemster werd gevraagd wanneer zij zou terugkomen naar Amerika en werd aangegeven: ‘B long ago decided to close Europe’. Per Whatsapp-gesprek heeft A aan werkneemster op 3 april 2018 (vrij vertaald) geschreven dat zij in maart terug moet naar Canada en dat zij niet kan worden doorbetaald als zij in Europa blijft. Bij e-mail van 4 juli 2019 heeft A namens QOMO LLC enige arbeidsovereenkomst met werkneemster (zo die er al zou zijn) per direct beëindigd. Werkneemster heeft daarop laten weten dat zij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft met QOMO Canada die naar Canadees recht met inachtneming van een opzegtermijn dient te worden beëindigd. Vervolgens heeft A ook deze arbeidsovereenkomst beëindigd. Werkneemster heeft zich daarbij neergelegd. Werkneemster heeft in eerste aanleg wedertewerkstelling en achterstallig loon gevorderd. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen op grond van de overweging dat op zijn minst genomen onduidelijk is wie de werkgever is. Volgens de kantonrechter is beslist niet onaannemelijk dat het verweer van QOMO LLC dat niet zij, maar QOMO Canada als de werkgever moet worden beschouwd, in een eventuele bodemprocedure zal slagen.
Oordeel
Nu sprake is van een spoedkortgeding zal het hof moeten toetsen of de door werkneemster aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat de vordering in een (eventueel) nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Werkneemster dient derhalve, anders dan zij stelt, te stellen en aannemelijk te maken dat QOMO LLC haar werkgever is (geweest), gelet op het bepaalde in artikel 150 Rv, omdat zij zich beroept op de rechtsgevolgen van deze stelling. Werkneemster is daar ook in hoger beroep niet in geslaagd. Het feit dat QOMO LLC door de IND als erkend referent wordt beschouwd is niet doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag of sprake is (geweest) van een arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en QOMO LLC. Dat geldt ook voor het feit dat QOMO LLC in de tewerkstellingsvergunning staat vermeld als werkgever. Het werkgeversbegrip uit de WAV is immers buitengewoon breed en niet vergelijkbaar met het werkgeversbegrip in civielrechtelijke zin. QOMO LLC heeft bovendien gemotiveerd betwist dat de werkgeversverklaring door haar is ondertekend, zodat daaraan geen waarde wordt gehecht. Ten slotte acht het hof van belang dat QOMO LLC onweersproken heeft aangevoerd dat werkneemster op de e-mail van 4 juli 2019 heeft gereageerd met de mededeling ‘dat zij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met QOMO Canada heeft’ en dat zij zich vervolgens niet heeft verzet tegen de beëindiging daarvan. Ook voor het hof is derhalve bepaald niet komen vast te staan dat QOMO LLC als werkgever van werkneemster moet worden beschouwd.