Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 juni 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:1812
Feiten
Partijen hebben een arbeidsovereenkomst gesloten op grond waarvan werknemer per 27 augustus 2016 als ‘bosun and rating deck’ in dienst is getreden van Sailing-Classics C.V. (hierna: Sailing) voor een periode van twee jaar. De overeenkomst is van rechtswege geëindigd op 26 augustus 2018. In een ‘amendment to employment contract’ van 11 oktober 2016 zijn partijen overeengekomen dat Sailing betaalt voor de ‘Marcom-A course’ inclusief examengeld en boek. Bij e-mail van 11 oktober 2016 heeft een medewerker van Sailing aan werknemer de crew planning voor 2017 doorgegeven, waarin onder meer staat dat het wegens de schoolvakantie van werknemer lastig wordt om hem acht maanden aan boord in te plannen. Sailing heeft in eerste aanleg onder meer gevorderd veroordeling van werknemer tot terugbetaling aan Sailing van een totaalbedrag van € 8.699,63 (te veel betaald loon en opleidingskosten). De kantonrechter heeft geoordeeld dat het feit dat werknemer niet acht maanden per jaar (op zee) heeft gewerkt voor rekening van Sailing dient te komen. Er is volgens de kantonrechter verder geen rechtsgrond op basis waarvan werknemer kan worden veroordeeld tot terugbetaling van de opleidingskosten. Sailing is hiervan in hoger beroep gekomen.
Oordeel
Betaald loon
Niet in geschil is dat werknemer niet de overeengekomen acht maanden per jaar ‘on board’ heeft gewerkt. De vraag is voor wiens rekening dat dient te komen. Het hof stelt allereerst vast dat Sailing de planning maakte voor de diensten op zee. Daarnaast stelt het hof vast dat de vaarten van werknemer kennelijk onvoldoende strak aansluitend hebben plaatsgevonden, wat tot gevolg heeft gehad dat werknemer niet acht van de twaalf maanden, althans twee derde van de werkdagen in de relevante periode, “on board” werkzaam is geweest. Dat Sailing zich hiervan bewust is geweest, blijkt uit haar e-mail van 11 oktober 2016. Sailing heeft niet voldoende toegelicht dat dit anders zou zijn geweest als de door werknemer gevolgde opleiding niet vijf maar vier maanden had geduurd. Een en ander ligt in de risicosfeer van Sailing. Gelet op het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat het feit dat werknemer in de periode van 27 augustus 2016 tot 1 april 2018 te weinig dagen op zee heeft gewerkt op grond van artikel 7:628 lid 1 BW (oud) in redelijkheid voor rekening van Sailing dient te komen.
Opleidingskosten
Met grief 4 betoogt Sailing dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen voorwaarde was verbonden aan haar verplichting de kosten van de opleiding te vergoeden. Volgens Sailing was de opleiding gerelateerd aan de contractduur. Werknemer heeft het contract niet uitgediend zodat die voorwaarde niet is vervuld. Werknemer heeft dan ook geen recht op vergoeding van de cursusgelden en dient deze terug te betalen. Het hof volgt Sailing niet in haar betoog. In de arbeidsovereenkomst en in de aanvullende overeenkomst staat niets over een eventuele verplichting van werknemer de door Sailing betaalde opleidingskosten voor de Enkhuizer Zeevaarderschool en/of de Marcom-A cursus terug te betalen indien door hem niet aan enige voorwaarde zou worden voldaan. Voor terugbetaling van deze bedragen bestaat dus geen grond.