Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 16 juli 2020
ECLI:NL:GHSHE:2020:2199
Werknemer handelt niet ernstig verwijtbaar, nu het hof van oordeel is dat onvoldoende vaststaat dat werknemer vanaf 1 maart 2019 arbeidsgeschikt was voor vier uur per dag. Daarnaast kan werknemer niet verweten worden onvoldoende te hebben meegewerkt aan zijn re-integratie.

Feiten

Werknemer is sinds 1 januari 2017 in dienst van werkgeefster in de functie van mechatronicamonteur. Op 26 november 2018 heeft werknemer zich ziek gemeld. Bij brieven van 6, 11 en 13 december 2018 heeft werkgeefster getracht met werknemer te corresponderen aangaande zijn arbeidsongeschiktheid en zijn re-integratieverplichtingen. In de brief van 13 december 2018 wordt een officiële waarschuwing gegeven. Op 21 december 2018 heeft er overleg plaatsgevonden tussen partijen. Bij brief van diezelfde dag heeft werkgeefster werknemer een tweede officiële waarschuwing gegeven. Volgens de bedrijfsarts is werknemer op dat moment nog volledig arbeidsongeschikt. Op 11 januari 2019 heeft werkgeefster werknemer een plan van aanpak voorgelegd. Werknemer heeft toen geweigerd om dat plan te ondertekenen, omdat hij daarover eerst advies van zijn advocaat wilde inwinnen. Daarop heeft werkgeefster het loon per 11 januari 2019 opgeschort. Op 22 januari 2019 heeft er wederom een overleg tussen partijen plaatsgevonden. Tijdens dit overleg heeft werknemer in de optiek van werkgeefster een zeer agressieve en respectloze houding jegens zijn gesprekspartners aangenomen. Dit was voor werkgeefster reden om werknemer bij brief van 25 januari 2019 een derde officiële waarschuwing te geven. Op 7 februari 2019 heeft de bedrijfsarts werknemer per 1 maart 2019 voor halve dagen arbeidsgeschikt verklaard en per 15 maart 2019 voor zes uur per dag. Werknemer is op 1 maart 2019 op het werk verschenen, maar vertrok reeds na ongeveer 10 minuten. Werkgeefster heeft diezelfde dag per brief aan werknemer bericht dat zij daarom vanaf 1 maart 2019 het loon voor vier uur per dag opschort. Werknemer is uitgenodigd om op 25 maart 2019 op het spreekuur van de bedrijfsarts te komen, maar is niet verschenen. Hierop heeft werkgeefster werknemer bij brief van 26 maart 2019 een vierde officiële waarschuwing gegeven. Bij brief van 26 april 2019 heeft werkgeefster aan werknemer bericht dat zij de loondoorbetaling volledig stopt en hem opgeroepen uiterlijk op 29 april 2019 het werk te hervatten. Werknemer heeft aan die oproep geen gehoor gegeven. Werknemer is vanaf 6 augustus tot en met 3 september 2019 opgenomen geweest in een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis te Sittard-Geleen. In eerste aanleg heeft werkgeefster verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verwijtbaar handelen van werknemer. De kantonrechter heeft het verzoek gehonoreerd en de arbeidsovereenkomst ontbonden per 30 augustus 2019. In hoger beroep verzoekt werknemer het hof de ontbindingsdatum te wijzigen wegens het niet in aanmerking nemen van de volledige opzegtermijn en toekenning van de transitievergoeding.

Oordeel

Ernstig verwijtbaar handelen

Het hof stelt voorop dat werknemer niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door in de periode vanaf 1 maart 2019 tot 11 juni 2019 te weigeren zijn werkzaamheden voor vier uur per dag te verrichten, indien hij in die periode arbeidsongeschikt was. Het hof is van oordeel dat op dit moment onvoldoende vaststaat dat werknemer vanaf 1 maart 2019 arbeidsgeschikt was voor vier uur per dag. Uit de door werknemer in hoger beroep overgelegde verwijsbrieven van zijn huisarts blijkt dat werknemer zich gemeld heeft bij de huisarts in verband met paniekaanvallen. De huisarts heeft werknemer vervolgens doorverwezen naar de geestelijke gezondheidszorg met het vermoeden van een angststoornis en persoonlijkheidsproblematiek. Uit de brief van de psycholoog van 18 juni 2019 blijkt dat de problematiek van werknemer te complex was voor behandeling. Werknemer is vervolgens doorverwezen en is vervolgens van 6 augustus tot en met 3 september 2019 opgenomen geweest in de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis. In de brief van de psychiater van 5 september 2019 wordt als DSM-classificatie vermeld: psychotische stoornis door gebruik cannabis, somatisch complex. Gelet op de aard en de ernst van de psychiatrische problematiek die bij werknemer uiteindelijk is vastgesteld en het feit dat werknemer zich reeds op 1 en 6 maart bij de huisarts heeft gemeld in verband met paniekaanvallen, kan niet zonder meer worden uitgegaan van de juistheid van de oordelen van de bedrijfsarts. Gelet op het voorgaande acht het hof een deskundigenonderzoek noodzakelijk.

Onvoldoende meewerken aan re-integratie

Werkgeefster heeft tevens aangevoerd dat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. Het hof is van oordeel dat werknemer niet verweten kan worden dat hij geen contact met werkgeefster heeft opgenomen. Met betrekking tot het plan van aanpak heeft werknemer aangegeven dat hij niet wilde tekenen zonder zich daarover te laten adviseren. Nu dit voor werknemer een onbekend document was dat opgesteld was in het Nederlands in plaats van zijn moedertaal Duits, acht het hof het een redelijk verzoek om zich te laten adviseren alvorens te tekenen. Met betrekking tot het overleg op 22 januari 2019 betwist werknemer niet dan wel onvoldoende dat hij zich heeft geuit zoals weergegeven in de brief van werkgeefster aan werknemer van 25 januari 2019. De uitingen kunnen echter niet los worden gezien van de arbeidsongeschiktheid van werknemer en de druk die werkgeefster tot dan toe op werknemer heeft uitgeoefend via de brieven en waarschuwingen en de loonopschorting vanwege het niet ondertekenen van het plan van aanpak. Uit het voorgaande volgt dat niet is gebleken dat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. Het hof houdt in afwachting van het deskundigenbericht iedere verdere beslissing aan.