Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 juni 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:1955
Feiten
Werknemer is op 1 januari 1997 in dienst getreden bij SALO. Bij e-mail van 20 december 2018 heeft werknemer aan A en B een bijlage met het onderwerp ‘Continuïteit van de onderneming’ gezonden. A heeft bij e-mail d.d. 22 december 2018 werknemer medegedeeld dat hij per direct op non-actief is geteld. Werknemer heeft per diezelfde dag een e-mail gestuurd aan het bestuur en de directie met ‘misstanden’. Bij brief d.d. 24 december 2018 heeft SALO werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer heeft zich op het standpunt gesteld dat het ontslag niet rechtmatig was vanwege de wettelijke klokkenluidersbescherming. Verder is toegelicht op grond waarvan bij werknemer vermoedens van misstanden zijn ontstaan. Bij brief van 30 januari 2019 heeft SALO werknemer voorwaardelijk, voor zover het ontslag van 24 december 2018 zou worden vernietigd, op staande voet ontslagen, vanwege het onrechtmatige althans oneigenlijke wijze in bezit hebben van vertrouwelijke stukken van SALO en het delen van deze stukken met derden. In opdracht van de commissie is Grant Thornton op 23 april 2019 gestart met een financieel forensisch onderzoek naar de door werknemer geuite vermoedens van financiële onregelmatigheden. In die beoordeling staat dat geen financiële onregelmatigheden zijn geconstateerd en dat financiële correcties naar aanleiding van het onderzoek niet noodzakelijk zijn. Werknemer verzoekt onder meer een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd, vernietiging van de ontslagen op staande voet en wedertewerkstelling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat werknemer geen aanspraak kan maken op bescherming als klokkenluider. De ontslagen op staande voet zijn echter desondanks niet rechtsgeldig. Wel is de arbeidsovereenkomst ontbonden op de e-grond. Werknemer komt hiertegen in hoger beroep.
Oordeel
Voor een beroep op de bescherming van artikel 7:658c BW is niet vereist dat de melding een daadwerkelijke misstand betreft. Het volstaat dat de werknemer een vermoeden van een misstand te goeder trouw en naar behoren meldt. Het begrip misstand dient daarbij ruim te worden uitgelegd en het vermoeden moet wel op redelijke gronden gebaseerd zijn. Het vermoeden van werknemer dat sprake zou zijn van de misstanden als waarvan hij melding doet in zijn e-mail van 22 december 2018, heeft hij niet met relevante stukken onderbouwd. Het is bovendien niet gebleken dat werknemer zijn vermoeden heeft onderzocht. De beoordeling van Grant Thornton bevestigt verder dat er voor werknemer geen aanleiding was om te vermoeden dat sprake was van een misstand. De e-mail van 22 december 2018 is geen behoorlijke melding als bedoeld in artikel 7:658c BW. Mede op grond van de inhoud van de melding is het hof van oordeel dat werknemer niet te goeder trouw de melding heeft gedaan. Ook de wijze waarop werknemer de melding heeft ingericht, geeft het hof geen aanleiding te denken dat het werknemer primair was te doen om het wegnemen of corrigeren van de door hem gestelde misstanden, maar dat hij uit was op het vervangen van de zittende bestuursleden door bestuursleden met wie hij een betere verstandhouding had. Het hof is van oordeel dat de handelwijze van werknemer SALO een dringende reden voor ontslag opleverde. Aan werknemer wordt geen transitievergoeding toegekend wegens ernstig verwijtbaar handelen.
Loondoorbetaling
Indien de rechter in hoger beroep oordeelt dat het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet in eerste aanleg ten onrechte is toegewezen, kan hij de arbeidsovereenkomst niet met terugwerkende kracht beëindigen. SALO heeft aangevoerd dat werknemer gehouden is tot terugbetaling en heeft een beroep gedaan op de Wilco-beschikking. Het hof overweegt dat in dit geval geen sprake is van een gesignaleerde onrechtvaardigde verplichting tot loonbetaling gedurende de looptijd van een procedure in meerdere instanties. Bovendien gaat het in deze zaak om een andere waardering van de feiten door het hof. Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat werknemer sinds 24 december 2018 geen werkzaamheden meer heeft verricht in redelijkheid voor rekening van SALO dient te komen als bedoeld in artikel 7:628 lid 1 BW. Het matigingsverzoek wordt afgewezen.