Rechtspraak
Feiten
Werknemer is sinds 30 juli 2013 in dienst van Teamflex werkzaam geweest als vrachtwagenchauffeur op basis van verschillende uitzendovereenkomsten voor bepaalde tijd. Werknemer is in 2015 uitgevallen met rugklachten en heeft daarna passende arbeid verricht. De bedrijfsarts oordeelt dan werknemer per november 2016 weer hersteld kan worden gemeld. Teamflex is eigenrisicodrager voor de Ziektewet. Werknemer vordert in deze procedure doorbetaling van ‘ziekteloon’ nu hij onafgebroken arbeidsongeschikt is wegens ziekte. De kantonrechter heeft zich bevoegd geoordeeld, maar de vordering afgewezen.
Oordeel
Het gerechtshof oordeelt als volgt.
Civiele rechter niet bevoegd te beslissen over ‘ziekengeld’ gewezen werknemer bij eigenrisicodrager
Aan werknemer kan worden toegegeven dat op Teamflex als eigenrisicodrager ingevolge het bepaalde in artikel 63 a lid 3 van de Ziektewet de verplichting rust tot betaling van Ziektewetuitkering namens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) aan een gewezen werknemer, echter alleen indien aan alle voorwaarden voor het ontstaan van diens recht op een Ziektewetuitkering is voldaan. Teamflex dient bovendien ingevolge het eerste lid van dat artikel met betrekking tot een gewezen werknemer de werkzaamheden ter zake van de voorbereiding van besluiten op grond van deze wet inzake uitkeringen te verrichten. Vervolgens neemt het UWV een besluit en maakt dit aan de belanghebbende(n) bekend, vergelijk artikel 2 van de Regeling werkzaamheden, administratieve voorschriften en kosten eigenrisicodragen ZW. Indien de eigenrisicodrager het ziekengeld niet betaalt, wordt dit betaald door het UWV. Het UWV verhaalt het ziekengeld vervolgens op de eigenrisicodrager (art. 63 lid 3, tweede volzin van de Ziektewet).
Uit het vorenstaande volgt dat, zoals Teamflex in haar incidenteel appèl heeft betoogd, slechts het UWV bevoegd is tot het nemen van een besluit over het recht op een Ziektewetuitkering van werknemer op en na 1 januari 2017. Tegen een dergelijk besluit, of het uitblijven daarvan, kan werknemer bij het UWV bezwaar maken en vervolgens, zo nodig, beroep instellen bij – uitsluitend – de bestuursrechter. Dat er samenhang zou zijn met de loonvordering over december 2016 zoals werknemer heeft aangevoerd, wat daarvan ook zij, doet daar niet aan af. Artikel 94 lid 2 Rv geeft weliswaar een voorziening voor het geval in een zaak verschillende – civiele – vorderingen aanhangig zijn waarvan ten minste één een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d Rv, maar deze bepaling beoogt niet de civiele rechter bevoegd te maken om te oordelen over een bestuursrechtelijk besluit. Ten aanzien van een bestuursrechtelijk besluit is immers bij uitsluiting de bestuursrechter bevoegd. Uit het vorenstaande volgt dat er geen grondslag is waarop de civiele rechter de bevoegdheid kan baseren om een oordeel te geven over het recht op Ziektewetuitkering van werknemer op en na 1 januari 2017. De kantonrechter heeft zich derhalve ten onrechte bevoegd geacht om kennis te nemen van de desbetreffende vordering en daarover beslist. Het incidenteel appèl slaagt. Het bestreden vonnis zal in zoverre worden vernietigd. Het hof zal alsnog de civiele rechter onbevoegd verklaren om van deze vordering kennis te nemen.